Column: Wat is jouw verste bestemming op kamp geweest? (retro fotoreportage)

anny bert jeugdbeweging op kamp 1.png

Column, 14/07/2017, Anny Bert –  Jawel, die vraag stelde me onlangs iemand op Radio2.  Wat is jouw verste bestemming geweest ?  Was het Nico of Peter of Sven ? Voor mij mocht hij gerust Judas Iskariot heten maar zijn toon beviel me helemaal niet, ook niet die stem. Er zat een krak in die stem toen hij de vraag stelde, echt waar, een krak, geen krok. Die droeg hij aan de linkervoet, daar waar drie tenen gebroken raakten bij het “stofzuigen voor beginners” toen hij het inrolsnoer verwarde met de startkabel van zijn grasmaaier en onder de salontafel belandde.  

anny bert jeugdbeweging op kamp 2

Ik had net ervoor na mijn groet aan de zon, mijn groet aan de gazet afgewerkt en gelezen over exotische oorden die de jeugdbeweging anno 2017 opzoekt.

Ja, ik was ooit in Vi ëtnam met de Chiro ! Nee, we waren er niet ondergebracht in tenten maar het was een ideaal reisdoel. Je was 12 en je was weg van huis, de navelstreng werd een tweede maal doorgeknipt maar met een onzichtbare gouden schaar.

Veel hadden we niet nodig voor zo ’n weekje Vi ëtnam en wat in de rugzak móest, daar besliste moeder wel over.

Mijn rugzak was een kaki gedrocht, misschien nog een erfstuk van Nonkel Loteling, de man die later gebruikt werd als hoofdpersonage door Hendrik Conscience.

Onze iPhone en iPad en ons lief lieten we maar thuis : wat we niet hadden, konden we ook niet meenemen.

Zulke rugzak was zeker nog geen luxemodel met ingebouwde stappenteller, een Coyote voor muggenzwermen, hij was nog zonder BMI-meter en buienradar, zonder een exclusief GSM- en Durexzakje. Onze rugzak geurde naar schoensmeer en mottenballen maar daar stoorden we ons niet aan. Eenmaal in Vi ëtnam tussen de rijstvelden zouden al die geurtjes zich vermengen tot één ijle oplossing, hoog tegen het plafond van de slaapzaal. Lagen we eenmaal in onze chambrette, dan zouden we niet eens meer weten of die zweetvoetgeur tussen ónze gordijnen hing of tussen die van Godelieve of Margriet.

 

Sommigen genoten zelfs niet eens voltijds van die eerste nacht omdat ze de bedtijd startten met een uur van bezinning, zeg maar straf, geknield voor het beeld van het H.Hart. Die lijfstraf had alles te maken met onze artistieke en sportieve verborgen talenten : de matras uitdagen tot we hoog genoeg sprongen om over de roeden te zien wie onze directe buren waren.

En toch hadden we de indruk dat het H.Hart ons niet als viespeuken, voyeurs bekeek zoals de chiroleidsters. Het beeld scheen ons aan te kijken met een soort glimlach om de plaasteren lippen. Berenice vertelde de volgende morgen zelfs dat het heiligenbeeld een knipoogje met haar had gewisseld. Maar die waanvoorstellingen komen wel vaker voor bij bakkersdochters, door te veel mastellen te eten zeggen psychiaters.

Die eerste nacht ver van huis sliepen we zalig, we hadden trouwens weinig of geen last van een jetlag. We voelden dat zelfs al goed toen we de vorige namiddag van de trein waren gestapt in Roborst.

In pseudomilitaire stijl marcheerden we in ’t gelid met onze vendels naar ons kampement, het klooster, aangevoerd niet door een luitenant-kolonel met veel sterren, de stars, maar door leidster Maria, met een streep, de stripes, in het midden en twee vlechten die mekaar dwarsten. We hadden geen oog voor de sawa’s en de waterbuffels en de Mekongdelta. We wilden ons uitleven en plezier maken, veel plezier.

Onze bagage voor een ganse week wachtte al op ons bij aankomst. Het ganse zootje was reeds de dag voordien met een vrachtwagen in Vi ëtnam afgeleverd : rugzakken-met-geur, dozen van Sunlight, platte kartonnen CM-valiezen van Melchtal, zelfs een paar vooroorlogse koffers in onvervalst geperst papier. Misschien rekende de NMBS een opleg aan voor supplementaire stoom als de bagage meereisde.

 

We mailden niet, we SMS-ten niet, we skypeten niet maar we stuurden wel een kaartje met een zicht van de kerk van Roborst, één kaartje, naar onze ouders. Meme had nochtans een kortstondig steunfonds opgericht maar we zouden haar alles uitgebreid vertellen.

Het is hier plezant. Het eten is lekker.

De geringe waarde van de postzegel liet niet toe er nog bij te vermelden dat Marie-Jos ée al had overgegeven, allemaal geel, en dat Lydia niet was kunnen meegaan naar Michelbeke omdat zo ze erg diarree had na die rabarber met ballekes maar dat het nu al beter was met haar hoewel ze van gans de dag niets meer gegeten had…

Voor dergelijk communiqu é was een postzegel met enkel de koning erop zeker onvoldoende. Je moest al zijn ganse familie meesturen of een foto van hem in een houten lijst.

Maar we waren gelukkig ver van Vi ëtnam. We maakten er de mooiste dagen door van onze jeugd.

En zeggen dat de VRT individuen durft aan te nemen die me vragen waar mijn verste kampbestemming ergens ligt. Ik toon het hem wel eens op een kaart van de Vlaamse Ardennen.

Anny Bert