Anny Bert: Tiny op de braderij

Het verhaal gaat over een meisje. Haar naam is Tiny. Of had je dat al kunnen raden ? Tiny was in een vorig boek al eerder op de boerderij, tussen de koetjes en de varkentjes, de schaapjes en de kippetjes maar ze was wat blij dat ze verlost was van die domme laarzen en die dwaze overal, vooral echter van al dat schijt.

Ze had niet de minste notie van stafrijm en eindrijm maar toch voelde ze zich zo gelukkig dat braderij rijmde op boerderij.

Zó gelukkig als Wendy ook onlangs weer was met de braderij, zó ongelukkig was Hendrik onlangs weer met de braderij. Net zoals hij nooit gewoon raakte aan de drie vochtige 2-januarizoenen van zijn bazin, hij mocht dan nog een potige autobuschauffeur zijn, zo wende hij ook maar niet aan de jaarlijkse triomftocht van zijn vrouw tussen kraampjes en standjes op de braderij.

Die twee wapenfeiten deden hem beter dan wie beseffen ho é kort een jaar wel is. Hij had nochtans enkele urgentieplannen en ontsnappingsroutes ontwikkeld : het gras dat dringend moest worden gemaaid, bij voorkeur op een Zottegemse braderijzaterdag, zoals hij in de handleiding van de grasmachine ooit had gelezen, zijn vriend helpen bij de verhuis, een maat die echter al een week eerder hotel mama had verlaten, de zolderdeur een tweede verflaag geven want de eerste stamde van 1830.

Wendy was echter geen watje, geen doetje, was niet voor één gat te vangen, was niet van gisteren, was onder geen hen gebroed en andere termen om een Wendy te typeren die zei : Niet met mij ! Over die Chinezen had ze het niet. Daarom was haar politieke bagage te gering en ze liet het genoegen aan Kris Peeters.
Nu waren ze op de braderij.

Haar eerste halte was tussen de lingerie. Zijn eerste halte rechtover de lingerie. Ze stevende af op de BH’s en in een mum van tijd had ze een zwarte, een oranje, een tijgerprint, een massief gouden voor koninklijke gelegenheden, een in witte broderie aan de wijsvinger hangen. “Zoet!” riep ze want op zulke momenten komt het aan op smaak, en toen zoet van de overkant haar richting uitkeek, behandelde ze hem als Hendrik-met-de- beperking : ze oefende haar basiskennis van het liplezen maar hij oefende het schouderophalen voor gevorderden, op en neer en op en neer en fronste daarbij onbegrijpend de wenkbrauwen. Met de ene hand stak ze haar trofee in de hoogte en met de andere speelde ze verkeersagent want ze wees naar de winkeldeur. Iedere goedopgevoede man weet dat zulk gebaar “passen” betekent.

Heel impulsief streek hij zich over de linkerborst, niet geïnspireerd door het assortiment BH’s, ook niet kortstondig geïnspireerd door Boudewijn Van Spilbeeck, wel tastend naar zijn portefeuille.

Wat verder hielden ze halt bij een kledingzaak en aan Hendrik werd het zakje, de zak, met de lingerie toevertrouwd waarmee hij naar de overkant kuierde. Hetzelfde scenario herhaalde zich. Ze dook meteen in een kolonie broeken. Ze pakte de kapstok met broek beet, strekte de arm, monsterde ze met ietwat hellend hoofd, minder hellend dan in Ronquières en hing kapstok met broek terug.Ze graaide naar een knalgeel exemplaar, zo knal dat hij in gedachten reeds zijn desiderata formuleerde : enkel dragen om met vriendinnen te gaan stappen of om in de kersentijd een paar uur per dag in de boom te klauteren, kwestie van de spreeuwen op afstand te houden. Ze hield zelfs het hoofd niet scheef maar hing de broek zorgvuldig over de arm. Hendrik wist het : ze zouden nooit samen het huis verlaten als ze zich als Marsupilami met hem naar buiten waagde tenzij het naar de oogarts of naar de dierenarts was.

Toen hij zijn stekje had ingenomen rechtover een optiek met in elke hand reeds een behoorlijke bagage, wachtend op een kleiner zakje met daarin een zonnebril, wist hij het : hij was jaloers ! Nee, niet op Wendy, wel op al die andere mannen die konden doormarcheren en geen spataderen aan het kweken waren. Hij zag er die hun arm smoorverliefd op de zomerse schouder van hun vrouw hadden liggen maar zelfs dát was hem niet gegund, evenmin als grasmaaien en verhuizen en deuren schilderen. Hij zag mannen aan de rand van een partytafel bengelen, naast hun vrouwtje maar zelfs een koele cava was hem niet gegund, tenzij zijn Wendy hem die opgoot, hem, Hendrik-met-de-beperking.

Kwamen nog de schoenenzaken en de nepjuwelen en de handtassen en de woondecoratie en de GSM- en de tablethoesjes. Gelukkig hadden de apothekers geen lidgeld betaald aan het braderijcomit é en mochten ze niet deelnemen. Aan een kraampje met kalmeermiddelen zou Wendy anders ook eens aan de overkant kunnen postvatten en wachten.