Scheiden in de lift.

Uit zijn ooghoek zag hij hoe de pret uit haar ogen verdwenen was. Vaal en zonder blos. En kraaienpootjes, ongebruikt sinds het lachen haar vergaan was. Het einde van haar schateren.

Hij maakte zich een vuist in de broekzak, wreef met zijn andere hand door zijn baard. Bekeek haar van top tot teen. En vroeg zich af wat hij hier nog deed.

Uit haar ooghoek zag ze hoe begeerte uit zijn ogen verdwenen was. Venijn en ongemak. Zoekend naar de leugen die liefde onvoorwaardelijk maakt. Zoekend naar zijn glimlach.

Ze balde haar hand rond haar tas, wreef met het andere door haar opgestoken haar. Nam de maten op. En vroeg zich zich af wat ze hier nog deed.

Bij de volgende stop trap ik haar uit de lift, dacht hij. Ik heb wel beter te doen.
Bij de volgende stop trap ik hem uit de lift, dacht ze. Ik verdien wel beter.

Maar uitstappen deden ze niet. En trappen leek wat grof. Tergend traag naar beneden. De eindeloos lijkende rit van stil verdriet en vernedering.

Misschien moeten we nog eens op en neer? Misschien moeten we het nog een etage of twee de kans geven?

Of stappen we uit op de rez-de-chauss ée. Neem jij de kinderen mee?