E-column uit Goeferdinge: Lichtmis valt op 2 februari

karel-depelsemaeker-banner

Column: Karel De Pelsemaeker



Lichtmis valt op 2 februari

Dan wordt de terugkeer van het licht gevierd. In februari lengen de dagen steeds meer en de lente ligt in het vooruitzicht. De ronde, goudkleurige pannenkoeken die, traditiegetrouw, op deze dag worden gebakken, symboliseren de zon.

In het katholieke geloof, is het de dag van de herdenking van het zuiveringsoffer dat Maria veertig dagen na de geboorte van haar zoon, Jezus, moest brengen. Terwijl moest ze ook het kindje Jezus in de tempel in Jeruzalem laten zien.

Van oorsprong is het echter een Keltisch feest met lente en vruchtbaarheid als centrale thema’s. Het steeds sterker wordende licht werd gevierd met grote vreugdevuren. De Ieren vieren dit nog steeds onder de naam ‘Saint Brigid’s Day’. Vandaag de dag is Lichtmis, ook in Ierland, vooral een christelijk feest dat in protestantse kringen weinig gekend is. Tegen het einde van de achtste eeuw heeft Paus Sergius I, voorgesteld om een echte lichtjesprocessie te houden met gezegende kaarsjes. Deze traditie is tot op de dag van vandaag overgeleverd door de vele eeuwen en het is ook de reden dat we het ‘Feest van de Opdracht des Heren’ nu ‘Lichtmis’ noemen. – Paus Sergius I, stierf in 701 in Rome en voerde op de liturgische kalender een 4-tal Mariafeesten in, onder andere, op 2 februari het feest van Maria’s Zuiveringsprocessies, nu bekend als Maria Lichtmis en bedoeld als vervanging van de heidense voorjaarsoptochten. Op 25 maart, precies negen maanden voor het feest van Jezus’ geboorte: het feest van Maria Boodschap; op 15 augustus het feest van de Ontslaping van Maria, beter bekend als Maria Tenhemelopneming; en op 8 september Maria Geboorte –

Licht en lichtjes hebben een mooie symboliek. Christus zegt van zichzelf: ‘Ik ben het Licht van de Wereld, en Hij nodigt uit, om als gedoopte christenen ook lichtjes te zijn in een wereld die soms erg duister kan zijn. Vooral in de Heilige Eucharistie kunnen christenmensen het Licht van Christus’ liefde ontvangen, meenemen en delen. Op die manier kunnen gelovigen het Licht van Kerstmis meenemen en bewaren – met name tijdens het Feest van de Opdracht des Heren- totdat ze het opnieuw mogen ontvangen met Pasen. Ook dan krijgen gelovigen letterlijk een nieuw kaarsje mee.

Vanaf het ogenblik van zijn bestaan heeft de mens het licht ervaren als een goddelijk principe. Bij iedere zonsopgang haalde hij opgelucht adem opdat het licht de duisternis verdreef en de angst voor de donkere nacht overwon. Zo waren de Egyptische god Ra en de Persiche god Ahoera Mazda een verpersoonlijking van de zon en van de werking van het licht dat leven schenkt. De strijd tussen licht en duisternis was ook in het christelijk wereldbeeld van in het begin een belangrijk motief. In het hellenistische (of het Griekse) beschavingsgebied stond het onvermijdelijk tegenover het klassieke Griekse wereldbeeld van de strijd tussen chaos en kosmos, wanorde en orde. De stoffelijke werkelijkheid die nog in wanorde was (chaos) zou door de rede (logos) omgevormd worden tot een eeuwige werkelijkheid van volmaakte schoonheid en harmonie (kosmos). Doch voor de christenen was het stoffelijke bestaan slechts tijdelijk. Voor de rechterstoel van Pilatus had Christus immers gezegd: ‘Mijn rijk is niet van deze wereld.’

IMG_6262.JPG

Deze gedachte sloot opvallend goed aan bij de opvatting van de Griekse filosoof Plato over de menselijke ziel die, wachtend op de verlossing uit haar lichamelijke keker, verlangt terug te keren naar haar goddelijke oorsprong. Bovendien had Plato in zijn idee ënleer de begrippen logos (rede) en phoos (licht) al nauw met elkaar verbonden.

Doordat licht steeds aan als levensbron en in het christelijk geloof als symbool aan Christus werd gekoppeld, is sinds eeuwen al, in katholieke kerken licht en glas belangrijk. In de eerste mozaïeken die in katholieke kerken werden geplaatst, hebben de mozaïekwerkers grote vindingrijkheid aan de dag gelegd om het karige licht, in die gebouwen, op te vangen, om het te beheersen en laten uit te stralen. Om de spelingen van scherend licht maximaal te benutten kregen de wanden bij de kalkbezetting een zacht golvend oppervlak. De steentje, waarmee de mozaïeken werden samengesteld, zijn onder verschillende hoeken geplaatst zodat ze niet gelijktijdig maar wisselend, volgens de inval van het licht, oplichten. Rond ieder steentje ontstaat hierdoor een subtiel spel van licht en schaduw waarbij ook de voegjes van de witte kalk zijn betrokken: ze vormen zowel een schaduwplekje als een lichtstreepje. Geleidelijk werden er tussen de email en de steentjes, waarmee mozaïeken ingelegd werden, ook gekleurde – en blanke glazen blokjes gevoegd. Het licht doorgloeit het glas en laat het tevens oplichten. Schilderen met licht: deze fysieke en toch ongrijpbare realiteit van bovennatuurlijke oorsprong, werd de essentie van de mozaïekkunst. Daarom ging men meer gebruik maken van het doorschijnende, in het geheel. De techniek om ‘glas in lood’ of ‘glasramen’ te vervaardigen, zijn hierdoor ontstaan! Voor de middeleeuwse mens was de doorschijnendheid, het samenspel van licht en glas, een groot mysterie. Zowel het licht als het glas zijn materies. Hoe kan het ene in het andere doordringen en er weer buitentreden zonder te breken? Sint-Bernardus maakte de volgende vergelijking waarbij hij nog maar eens de goddelijke oorsprong van het licht benadrukte: ‘ Zoals de glans van de zon met zijn ontastbare vluchtigheid het glas doordringt en zijn stevigheid vervult zonder het te breken, zo treedt het woord van God, het licht van de Vader binnen in de woonst van de Maagd en treedt het weer buiten de ongeschonden schoot.’ De middeleeuwse theologen zagen de mysterieuze bedrijvigheid van God in alle dingen aanschouwelijk gemaakt door een actie van het goddelijke licht in de glasramen.

De glasschilder is voortdurend in dialoog met de fysische verschijnselen van het met licht doorstraalde glas. Hij tracht het licht te beheersen, ermee te schilderen, alhoewel het licht hem blijft regeren. Drie belangrijke materi ële elementen waarmee de glazenier werkt ‘schildert’ zijn: de gekleurde glasscherven, het lood en de brandverf.

U heeft het gemerkt ‘Licht, Jezus en God’ zijn evenwaardig in ons katholiek geloof. Misschien, en dat hoop ik toch, gaat u op Lichtmis (2 februari) of in deze periode eens een kerk binnen om te genieten van het goddelijke licht. Vooraan in de kerk brandt steeds een rood lichtje, dit betekend dat God aanwezig is in de kerk, want God is licht! Maar geniet zeker ook eens van de mooie glasramen die de meeste kerken uit Zuid-Oost-Vlaanderen en onze katholieke contreien u te bieden hebben, het zijn, stuk voor stuk, allemaal wonder mooie schilderijen in glas en lood!

img_6267

En: als op lichtmis de zonnestralen door het kerkraam op de gewijde kaarsen schijnen blijft het nog zes weken koud. Of: als op lichtmis de zonne schijnt door ’t hout, is het nog 6 weken koud. (men bedoeld hier met ‘hout’ het raam). De meest gekende weerspreuk rond Lichtmis is echter: met Maria Lichtmis warme zonneschijn, er zal meer sneeuw, ijs en vorst dan van tevoren zijn! We moeten dus nog opletten, de winter kan nog altijd toeslaan.

ik weet uit horen zeggen, en ook uit lectuur, dat in 1956 de winter begonnen is op 1 februari en heel de maand geduurd heeft. Ook vorig jaar heeft het na 12 februari 2 weken berenkoud geweest.

Maar… Er is geen vrouwtje zo arm of ze houdt haar pannetje warm! Eet smakelijk, want elke pannenkoek symboliseert de stralende, warme zon. De zon die ons langs verschillende bronnen levensenergie levert.

Karel De Pelsemaeker.