Albert Schrever – Geraardsbergen zit in de skuile, tussen de schuive en de lommerte

albert-schrever-1
Geraardsbergen, 02/06/2017 –  De  hitte  van de jongste dagen roept bij iedereen de sfeer op van het zonnige Zuiden: sommigen baden zich in de brandende zon, anderen zoeken verfrissing in de schaduw. Voor dit laatste begrip heeft de Oudenbergstad  een  exclusief Geraardsbergse woord “skuile” (= schaduw) dat we nog in geen enkele ander dialect aantroffen…

Sinds dr. Luc Van Durme er in zijn “Galloromaniae Neerlandicae submersae fragmenta” (Gent, 1996) op wees dat ons Algemeen Nederlands  woord “schaduwe” door Is. Teirlinck in zijn “Zuid-Oostvlaandersch Idioticon” geattesteerd werd als “schuive” dachten we spontaan dat  het Geraardsbergs dialectwoord “skuile” (= schaduw)  daar een equivalent van is.   Bij nader toezien blijkt dit helemaal niet het geval.

Het is bekend dat het Middelnederlandse woord “schaduwe, schadewe, schadue…” (= schaduw, lommer…) door het wegvallen van de -d- in tal van dialecten evolueert tot “schau(w)” (A. Joos, Waasch Idioticon), “schauwe” (Schuermans, Algemeen Vlaamsch Idioticon en F. Debrabandere, Kortrijks Woordenboek en West-Vlaams etymologisch Woordenboek),”schauw” (M. Bouchez, ’t Ronsiies), “schouwte” (Staf Verheye, Het dialect  van Ieper),    “schaeve, schaeye, schawe…” (Kiliaan, Etymologicvm), “schouwe, schèwe, schadewee” (Lievevrouw-Coopman, Gents Woordenboek), sjhowte (Desnerck, Oostends Woordenboek)…

Met enige verbeelding zouden we een verband kunnen leggen tussen enerzijds het met bovengenoemde woorden verwante substantief “schuive” (= schaduw), zoals Teirlinck dat opnam in zijn idioticon, en ons Geraardsbergs dialectwoord met dezelfde betekenis “skuile”.

Twee redenen

Om twee redenen echter kunnen we de identificatie “schuive=skuile” niet verantwoorden: enerzijds heeft dit te maken met het systeem van de klinkers en anderzijds met dat van de medeklinkers. De woorden “schuive” en “skuile”, die allebei dezelfde betekenis hebben (schaduw), verschillen van elkaar op formeel en op etymologisch gebied.

Van de klinkers die we horen in de dialectwoorden “schauwe, schau(w), schaeve, schaeye, schawe, schouwe, schèwe, schadewee…” is er geen enkele in overeenstemming te brengen met de klank in het Geraardsbergse woord dat op twee manieren wordt uitgesproken: “skoule (= de   -“ou” van trouw, blauw…)  (door vrouwen en kinderen) en “skuile (=de ui van vuil, buit…) door mannen). In de zg. “visitekaartzinnen” valt het op dat we de -ui/ou- als de meest Geraardsbergse klank aantreffen in woorden als “vuilen dwuil, skavuil, Piesjemuistroate/voulen dwoul, skavoul, Piesjemoustroate…” Wat de uitspraak betreft, klinkt die -ou- als de -ou- in AN “vrouw” of in de gedenasaleerde klinker in het Franse woord “genre” terwijl de mannen hem ongeveer uitspreken als de -ui- in “muil”. Mannen zeggen dus “vuil” terwijl we bij vrouwen en kinderen “voul” horen. Zo is het ook met het hier besproken woord “skoule” (vrouwelijke vorm) en “skuile” (mannelijke vorm).

Skuile/skoule

Bovengenoemde nauw met elkaar verbonden -ou/ui-klanken zijn volgens ons, op een paar uitzonderingen na, uit twee middelnederlandse klanken  ontstaan: de -i- en de -u-. De -i- die later werd gediftongeerd (> tweeklank) tot -ei/ij-  die  bij ons evolueerde tot -ou- (bij vrouwen) en tot  -ui- (bij mannen). Het middelnederlandse “smiten” evolueerde tot  AN “smijten” dat in het huidge Geraardsbergse  twee uitspraken kent: smouten/smuiten. Diezelfde Geraardsbergse -ou/ui- kan ook afkomstig zijn van de Mnl.  klank -u- die later werd gediftongeerd tot -ui- en aan de basis ligt van de klinker die door vrouwen wordt uitgesproken als -ou- en door mannen als -ui-: Mnl. snuten > AN snuiten >  Geraardsbergs snouten (bij vrouwen) en snuiten (bij mannen). Of anders gezegd: de -ou/ui- van ons “skoule/skuile” kan niet ontstaan zijn uit de klinkers die we aantreffen in de Mnl. vormen van de woorden “schauwe, schau(w), schaeve, schaeye, schawe, schouwe, schèwe, schadewee…”. Het valt trouwens op dat die AN -ou/au- in ons dialect meestal wordt uitgesproken als een -aa-: vrouw/vraa, hout/aat, trouwen/trajen, schouw/skaa, blauw/blaa(t)… Indien ons dialectwoord “skuile” afkomstig zou zijn van “schauwe… schuive” zouden we niet “skuile” maar “skaale” horen met de -aa- van “vraa” (vrouw)…

Medeklinkers

Ook wat de medeklinkers  betreft lijkt de overgang van “skuive” naar “skuile” ons in het Geraardsbergs dialect onmogelijk. Niet alleen in de algemene taalkunde maar ook in de dialectologie vigeren er immers geconditioneerde wetten of wetmatigheden inzake wisselingen in het consonantisme. We citeren er enkele: nasalering van -b/m- hebben/hemmen; -d/l- voedbal/voelbal, Schuddevee/Schullevee; verscherping van -d/t- daar was/ter was, ginder/ginter; -d/dj- (mouillering) mijd je/madja; -g/v- nagelbuik/navel; -cht/ft- trechter/trefter; -cht/st- luchter/luster; -ks/s- fluks/fleus; -kt/cht- direct/direcht, dokter/dochteur, -l/n- penalty/penantie; -mb/b- rambanzen/rabanzen; -nr/ndr (epenthese van -d- Heinrich/Hendrik, protese van  d-:  de reep/den dreep; -r/l- dooier/dool; -rkt/rt- Markt/mart; -rs/s- meers/meis; -rt/r- terten/tarren; -rv/r- durven/turren; -s/sk- kuisen/kuisken; -sch/sk- schone school/skone skole; -t/k- sprot/sprok; plant/plank (van voet); patatten/patakken; -ts/sj- (mouillering) slets/slasj, botsen/busjen, kaatsen/kusjen, muts/musje; -tj/k- peetje/peken; -w/g- woensdag/goenstag; -w/m- we zijn/me zan, dat we/damme…

In onze uitgebreide lijsten met dergelijke vaak streng geconditioneerde consonantwisselingen zowel in het dialect van Geraardsbergen en omgeving als in het AN en enkele Europese cultuurtalen hebben we geen enkele wisseling gevonden van enerzijds de labiale fricatief -w- of de labiodentale fricatief -v- naar anderdeels de dentale fricatief , de liquida -l-. Het feit dat die drie medeklinkers stemhebbend zijn zou een onderlinge wisseling theoretisch moeten bevorderen maar in de praktijk konden we er nergens een spoor van vinden. Ook de relatie tussen de Engelse -wl- in “owl, fowl, crawl”… en de schijnbare elisie in ons AN “uil, vogel, kriewekelen”… is gewoon maar een coïncidentie. Het enige wat we kunnen vermelden is een wisseling van een Romaanse -l- naar een Germaanse -w- maar zo een omgekeerde wisseling helpt ons hier niet vooruit.

Zolang we geen voorbeelden vinden om de “wetmatigheid” van de -v/l-wisseling (“skuive/skuile”) te poneren geloven we niet in enig (behalve  betekenis)verband tussen “skuive” en het Geraardsbergse “skuile”. In wat volgt geven we een andere verklaring met een verschillende etymologie voor ons woord “skuile”.

Schuil(e)

In het “Woordenboek der Nederlandsche Taal” (WNT XIV) vonden we het zelfstandig naamwoord “schuil: m. en vr. schuilplaats, beschutting…” en Schuermans citeert “schuile: (van schuilen) Z. regenscherm (Noorden van Westvl.). Ontegensprekelijk zijn beide woorden zowel   wat   de betekenis als de vorm betreft, verwant met woorden als “schulinge” (Mnl. Wb.), “schuiling” (WNT XVI), “schuylinghe: latebra” (Kiliaan); “schuilenge” (Teirlinck); “schulenisse” (Mnl. Wb.); “schuylwinckel” en “schuylhoeck” (Kiliaan)… Het zelfstandig naamwoord “schuile” is dan een afleiding van het werkwoord “schuilen” zoals dat ook het geval kan zijn met “zage/zagen; plage/plagen; vrage/vragen; schave/schaven; reize/reizen; trouw/trouwen; vrees/vrezen; sloap/sloapen… “. Hierbij dienen we te vermelden dat veel studies over afleidingen tot de vaststelling komen dat sommige substantieven zijn afgeleid van werkwoorden maar dat er ook werkwoorden zijn afgeleid van substantieven: de kip of het ei?

Het lijkt ons zeer plausibel dat het middelnederlandse werkwoord “schulen, schuylen” of het ermee verbonden maar niet geattesteerde Mnl. zelfstandig naamwoord “*schule, *schuyle…” (allebei met Mnl. monoftong -u-) de grondvorm is van ons Geraardsbergse gediftongeerd woord “schuile” (dat de Mnl. uitgang -e nog niet verloor wat we ook merken in de reeds geciteerde woorden “zage, plage, vrage, schave, reize… “evenals in “deure, neuze, poorte…”.

Uit dialectgeografisch onderzoek (Blancquaert, Pee, Vanacker) blijkt dat die vorm in de ons omgevende dialecten niet voorkomt. Ten westen van Groot-Geraardsbergen domineert de vorm “schauw(t)e/schuive” en ten oosten horen we nagenoeg steeds het romaanse  “lommer(te)”.

Om te weten of Geraardsbergen, naast “skuile”, ook de overige twee vormen kent en gebruikt deden we een steekproef in Geraardsbergen en al zijn deelgemeenten. Alvorens verder te gaan willen we duidelijk stellen dat we hier geen aanspraak willen maken op volledigheid of onfeilbaarheid. Voor elk van de deelgemeenten konden we beschikken over de dialectkennis van minstens twee zegslui wat niet volstaat voor relevant statistisch onderzoek. Bovendien zijn dialecten zoals andere talen: voortdurend evoluerende communicatiemiddelen met evenveel gebreken, inconsequenties en tekortkomingen als diegenen die er gebruik van maken: een taal (lees: een dialect) met enkel absolute wetten en zonder uitzonderingen op die regels bestaat niet! Hoewel we ons dialectprobleem synchronisch maar niet exhaustief onderzochten menen we toch reeds over voldoende gegevens te beschikken om enkele aanneembare maar nog steeds voorlopige conclusies te trekken.

Voorlopige conclusies

Een eerste en wellicht de belangrijkste vaststelling bestaat erin dat het woord “skuile” exclusief en  zonder enige concurrentie voorkomt in Klein-Geraardsbergen en de vier fusiegemeenten Goeferdinge, Nederboelare, Overboelare en Viane. Dit betekent dat onze zegslui uit die vijf gemeenten bijna nooit een ander woord dan “skuile” gebruiken wat niet wil zeggen dat ze er geen varianten zouden van kennen. We dienen er ook op te wijzen dat er diverse uitspraken voor dit woord bestaan: zo horen we in Klein-Geraardsbergen “skoule” bij vrouwen en “skuile” bij mannen. In Viane daarentegen luidt de uitspraak eerder “skaaile”. Enkel Zarlardinge, de meeste westelijke deelgemeente, die paalt aan het Oost-Vlaamse “schuive”-territorium gebruikt het woord “schuive”. Zarlardinge is dus waarschijnlijk de enige Geraardsbergse deelgemeente waar “schuive” vandaag het algemeen verspreide dialectwoord is voor “schaduw”. Volgens dhr. A. Roeland leunt Zarlardinge nauw aan bij Brakel: destijds gingen de meeste toekomstige moeders uit Zarlardinge bevallen in Opbrakel, gelegen in het “schuive”-gebied.

Onze derde vaststelling betreft de zeven noord-oostelijk gelegen deelgemeenten Grimminge, Idegem, Nieuwenhove, Ophasselt, Smeerebbe-Vloerzegem, Waarbeke en Zandbergen waar het Brabantse woord “lommer(te)” (< romaanse l’ ombre) eveneens zonder enige concurrentie wordt gebruikt. Ook hier zijn er zegslui die andere woorden kennen maar steeds zullen ze “lommer(te)” verkiezen. Het vrouwelijk woord “de lommerte” domineert, al treffen we ook “het lommer” (Grimminge), “het loemer” (Smeerebbe-Vloerzegem), “de lommer” en “het gelommerte” aan. Analoog met wat dhr. Roeland zei over Zarlardinge kunnen we aanstippen dat de zeven “lommerte”-gemeenten op o.m. economisch, sociaal en cultureel gebied sterk aanleunen bij de “lommerte”-stad Ninove. Zoals we reeds vaker vermeldden vertoont het dialect van die zeven gemeenten nog andere Brabantse kernmerken: de gesloten -i- en de gesloten -u- (de “dikke” en de “dunne”) en de apocope van de eind -e (in “neus, deur, poort…”).

Mengzone

Tussen de “skuile”-zone (Klein-Geraardsbergen, Goeferdinge, Nederboelare, Overboelare en Viane) en het “lommer-(te)”-gebied (Grimminge, Idegem, Nieuwenhove, Ophasselt, Smeerebbe-Vloerzegem, Waarbeke en Zandbergen) liggen drie deelgemeenten waar beide vormen door elkaar worden gebruikt. De “mengzones” Moerbeke, Onkerzele en Schendelbeke  zijn  dus gesplitst: de ene dialectspreker gebruikt er “skuile”, de andere verkiest “lommer(te)”. Mw. Cecile Kindekens, geboren in de Bovenstraat nabij de kerk van Onkerzele, hanteert “skuile”, maar ze herinnert zich dat haar ouders “lommerte” zegden. We sluiten niet uit dat de wijk, waar de dialectspreker werd geboren, hier een rol speelt. Zo gebruikt Ronny Marginet, geboren in de toenmalige Neerstraat, nu Onkerzelestraat, het woord “lommerte” terwijl zijn echtgenote Anita De Clercq, afkomstig uit de Voldersstraat, de vorm “skuile” verkiest. Naast het vrouwelijke “de lommerte” noteerden we ook eenmaal het onzijdige “het lommer” (E. De Mol). Eenzelfde variabel gebruik van skuile/lommer(te) noteerden we in Moerbeke en Schendelbeke. Wat we in die drie Geraardsbergse deelgemeenten vaststelden is niet uniek. Zo vermeldt Maurice Bouchez in “’t Ronsies in guiren en kluiren” het gemengd gebruik van “lommer” en “schauwe” in de Hermesstad. In hoeverre geografische factoren hier een rol spelen weten we niet.

“Skuile” spant de kroon

Wanneer we onze bevindingen mathematisch weergeven stellen we vast dat woord “skuive” sterk in de minderheid is aangezien het  enkel domineert in één deelgemeente: Zarlardinge met ruim 900 inwoners. Op de voorlaatste plaats komen de zeven “lommer(te)”-gemeenten Grimminge, Idegem, Ophasselt, Nieuwenhove, Smeerebbe-Vloerzegem, Waarbeke en Zandbergen met samen nagenoeg 6800 inwoners. Aan het zuid-westen van het “lommer(te)”-gebied palen drie gemeenten waar het oostelijk woord “lommer(te)” en het westelijke “skuile” door elkaar worden gebruikt. Tot dit menggebied, dat de tweede plaats haalt, behoren Onkerzele, Moerbeke en Schendelbeke die samen meer dan 7300 inwoners tellen. Zoals we vermoedden spant het woord “skuile” in Groot-Geraardsbergen de kroon aangezien het wordt gebruikt door ruim 16300 inwoners van Klein-Geraardsbergen,  drie van de vier gemeenten van de eerste fusie (Goeferdinge, Nederboelare en Overboelare, 1971) en het “eiland” Viane. Eerlijkheidshalve dienen we bij dit cijfermateriaal te vermelden dat het ook de anderstaligen omvat, die ons dialect niet gebruiken.

Alles bij elkaar genomen menen we toch te mogen zeggen dat meer dan de helft van Groot-Geraardsbergen het woord “skuile” hanteert, een klein kwart verkiest “lommer(te)” en een groter kwart gebruikt beide vormen door elkaar. Nagenoeg één dertigste behelpt zich met “skuive”.

Hoewel Klein-Geraardsbergen het woord “skuive” (= schaduw) niet schijnt te gebruiken maakt het ook geen gebruik van dit woord in de andere betekenis waar het dan veeleer spreekt van “loaje” (= lade). Het woord “skuile” (= schaduw) mogen we ook niet verwarren met “skulle”, ons dialectwoord voor schalie.

Nog meer vragen

Ondanks deze conclusies zitten we nog met verscheidene vragen waarvan we er slechts twee stellen. Welke invloed oefent de taalgrens, meer bepaald het Waalse Lessines, uit op de woordenschat van de Geraardsbergse deelgemeenten Zarlardinge, Overboelare, Moerbeke en Viane die er rechtstreeks aan palen? Hoe komt het dat Goeferdinge, Nederboelare, Schendelbeke en Ophasselt die, net als Zarlardinge, palen aan de “skuive”-gemeente Lierde, het woord “skuive” blijkbaar niet (meer) gebruiken?

Enclave

Zolang niemand het tegendeel bewijst menen we dat het woord “skuile” een exclusief Geraardsbergs substantief is en dat het dialectgeografisch in een enclave ligt tussen het Vlaamse “skuive…” in het westen en het Brabantse “lommer(te)…” in het oosten.

Tot die enclave hoort ook het “eiland” Viane hoewel het niet rechtstreeks aan het “skuile”-gebied i.c. aan Overboelare paalt. Henri Martens, geboren in Deux-Acren en nu woonachtig in Vloesberg, zorgt voor een mogelijke verklaring. Hij groeide op in de wijk Boureng en woonde er aan de Vlaamse kant: “Wat in het Frans ‘l’ ombre’ heet, noemden we hier in Aker destijds “de skuile”. Voor zover het woord “skuile” in Viane niet in gebruik raakte via Moerbeke, waar zowel “skuile” als “lommer(te)” tot het vocabularium behoort, kan dit woord ook in Viane zijn binnengedrongen via het Waalse Deux-Acren, een dorp waar ook nu nog veel Vlaams wordt gesproken. Nadat de bezetter eind 1917 -onder impuls van een Geraardsbergse politicus- vergeefs had gepoogd Deux-Acren los te koppelen van Henegouwen en te annexeren aan Oost-Vlaanderen -met o.m. het Nederlands als onderwijstaal- groeiden in 1956, tijdens discussies rond de taalgrens, ernstige -maar nooit uitgevoerde- plannen om stukken van het territorium van Deux-Acren te annexeren aan Moerbeke, Overboelare en Viane.

In “De zeer schone uren van juffrouw Symforosa begijntjen” van Felix Timmermans lezen we: “Gelukkig heeft Symforosa haren schuiler bij, en dan is ’t plezant in den regen te wandelen”.

albert schrever skuile 1
(bron gedenkboek A Vermeylen)

We ronden af met wat Jan Grauls over dit woord schreef in zijn bijdrage “Over de hedendaagse Zuid-Nederlandsche schrijftaal ” (in “Gedenkboek A. Vermeylen” 1932). Hij   verwijst naar Hugo Verriest   (1840-1922) die, tijdens zijn talloze spreekbeurten in Noord en Zuid-Nederland, voortdurend sprak over “schule of schuile”. Daarbij wees hij erop dat “schuiler’, dankzij Timmermans, burgerrecht kreeg in  het “Woordenboek der Nederlandsche Taal” wat niet gebeurde met de meer authentieke, Vlaamse vormen “schule” en “schuile”.

Naast “skuile”  zijn er nog enkel andere   exclusief Geraardsbergse dialectwoorden. We hopen er bij een andere gelegenheid dieper op in te gaan.

 Albert Schrever

albert schrever skuile 2(bron gedenkboek A Vermeylen)