Anny Bert: Leuven, waar hongerigen thuis zijn

Anny Bert - columns

17/11/2017 – Heb je al voorgehad dat je je geld kwijt was ? Ja, zeg je. Heb je al voorgehad dat je je geld niet kwijtraakt ? Wij wel, mijn zus en ik. Leuven stond die dag op onze lijst van wekelijkse uitjes. Even verduidelijken voor Walen en Brusselaars : een uitje is niet altijd een kleine, puberende ajuin ! Het is ook een uitstapje en wij stapten die dag uit in Leuven.

Booserken, vriend aan huis, toch aan die kant van het huis waar de televisie staat, had een prachtige zonnige dag beloofd maar toen we voor het Begijnhof stonden, gleden klinkt beter, wisten we dat de man zich schromelijk had vergist. In plaats van zijn weerkaarten moet hij het wasprogramma van zijn nieuwe Miele hebben geraadpleegd.

Omdat ik kon kiezen in mijn schoenenrek, ik, Imelda Marcos, zoals intimi me ooit noemden, koos ik voor een atypisch wintermodelletje, vooraan open en achteraan niet dicht. Ik verwachtte toen dagenlang een dankwoordje van Louis Tobback omdat ik me het hemelwater niet rechtmatig had toege ëigend in mijn schoenen maar het vrije doorgang had verleend, op de Leuvense straatstenen. Maar hij zweeg.

Hoog legden we de lat helemaal niet bij de keuze van een eetgelegenheid. We waren doordrenkt en uitgehongerd en we kwamen eventjes maar van onder onze paraplu vandaan om er zeker van te zijn dat we geen ijzerhandel binnenstapten.

We kozen voor vis, lekkere Noordzeevis uit de Dijle. Daar mocht gerust een kroketje aan voorafgaan, liefst een kroket, een grote smeuïge garnaalkroket.

Kroket met Oostendse garnalen. Met de hand aan boord gepeld, stond er tussen haakjes. Mijn grootvader rookte sigaren tot aan zijn dood en tot aan diezelfde dood geloofde hij dat zijn Havanna’s waren gerold op de billen van een Cubaanse.

Dat had er niet mogen staan want we gaven bij het binnengaan van de bistro voorrang aan een Chinees die rechtstreeks van Beijing kwam met een doos. Daar had moeten staan : gepeld in Peking tijdens Mingdynastie.

In de hoop dat alcohol supersnel zou afdalen naar onze verkleumde uiteinden, bestelden we een sherry, een droge, als compensatie voor onze externe vochtproblemen.

De sherry kwam. De ober ging. Wann éér we hem zouden terugzien, vroegen we ons voorlopig niet af. We maakten ons niet direct zorgen want ook de Garnalenchinees hadden we niet meer uit de keuken zien terugkomen. Misschien was de ober hem al aan het uitbenen nadat hij een bestelling had binnengekregen : Chinees op zijn Leuvens…

We werden een beetje nerveus. Er was aan de tafel naast de onze een koppeltje neergestreken, smoorverliefd maar ook smoordoordrenkt en de ober legde zijn oor te luisteren naar hun verzuchtingen. Even later waren er de drie dames met plastieken glazen koepel op het hoofd en de broer van Raspoetin die bij testament enkel zijn doordringende blik had ge ërfd en een gezinnetje met een doodbrave tweeling, en nog een alleenstaande man.

De nagels van mijn beide pinken waren al voor de helft afgeknaagd, ik dacht er zelfs aan ook aan die van mijn zus te beginnen, toen de ober verscheen met wolken van kroketten temidden van familie-kroketten en waterkers en citroen en tomaat en tartaar en…Maar het bleef bij wolken want de ober remde wat vroegtijdig af, bij het jonge stel. We staken allebei tegelijk de hand op als protest. Helaas, de man was tussendoor een thriller aan het lezen : De Bende van de onzichtbare Hand.

In de Bijbel staat : Ge zult niet begeren uws naasten vrouw maar er staat in dat 10e  gebod niet vermeld : Ge zult niet begeren uws naasten garnalenkroket. En dat deden we nu juist wel !

Toen we de ober direct daarna zagen afstevenen op Raspoetin met een bord borsjt en bliny’s, wilden we de voorzitter van Okra Leuven en de CM bellen maar we hadden geen van beide nummers, we zouden zelfs, totaal ontkracht en verzwakt, ons eigen nummer niet meer kunnen draaien.

Ook het gezinnetje werd al bediend misschien omdat de ober vreesde niet langer een doodbrave tweeling in huis te hebben.

Red Bull geeft je vleugels, belooft men ons, maar doorweekte open Gabors voorzagen me van vleugels m ét motor en propeller en al. In drie passen stond ik bij de toog en vertelde de man dat we nog diezelfde dag wilden eten, niet de dag daarop. Ik kom wel, was al wat hij zei, zangerig, op de toon van Broeder Jakob.

Toen begon voor ons het echte speurwerk. Broekzak, vestzakje, brillendoos, portemonnee natuurlijk, geheim zakje van de handtas, alles werd leeggeschud aan pasgeld. En toen we net genoeg hadden om onze twee sherry’s te betalen en niet het risico namen in Leuven Centraal te moeten overnachten, lieten we alle centjes mooi op een rij achter op de tafelrand en gooiden ons in het stadsleven. Het had opgehouden met regenen en onze honger was voorbij.

Net toen de trein binnenliep, wist ik het : ik had mijn paraplu laten liggen