E-mail uit Goeferdinge: Niet alle winters zijn even streng!

3-IMG_9313.JPG

 

19/01/2018, Karel De Pelsemaeker –  Of we in 2018 nog het hardste van de winter moeten krijgen na al het zachte winterweer dat we al kregen, blijft zeer de vraag? Hiermee eindigde ik vorige week, in deze   De Beiaard online,  mijn schrijfsel over de winterkermissen rond Sint-Antonius-Abt. De enige winterdagen die we deze winter, rond 10 december kregen, hebben mij alvast herinnerd aan enkele echte harde winters uit mijn kindertijd.

ecolumn-uit-goeferdinge-karel-depelsemaeker-banner

Aan 1956 bijvoorbeeld, toen begon de winter pas in februari. Ook de strenge winter van 1962-63 zit nog goed in mijn geheugen. Toen bleef er, bij ons thuis, dag en nacht een continue-vuur branden, maar elke morgen werd in de woonkamer ook de Leuvense stoof nog ontstoken. Ook onze wc stond toen buiten en in de slaapkamers werden pispotten gebruikt, om ’s nachts de ijzige koude niet te moeten ingaan. ’s Morgens voor de grote boodschap was het wat anders! Het was daarom dat er op boerderijen, in die tijd, nog veel toiletten in de koestal stonden of er met de binnenmuren in waren gebouwd en met een deurtje op de koer van het erf: ‘U kent waarschijnlijk wel het verhaal van de os en de ezel, die als chauffage dienden.’

Het gezegde ‘het vriest dat het kraakt’, was in de winter van 1962-’63 over heel Belgi ë, wel echt toepasselijk. Want toen hebben we wel echt de bomen horen scheuren, horen kraken. Het waren vooral de oude beuken die in de bossen, bij ons in het Geraardsbergse in   het Boelare- en het Leanderbos, die door de strenge vorst openbarsten. Ook langs de weiden barsten oude populieren en wilgen open door de strenge vorst. Maar inderdaad, als u het echt eens wilt horen vriezen dat het kraakt, moet u het bos in! De beste plaats om dit waar te nemen is een bos met oude bomen en het moet wel serieus vriezen.

We gaan nu eens even terug naar onze lessen natuurkunde, of fysica. Tijdens deze lessen hebben we ooit geleerd dat water bij een bepaalde temperatuur overgaat in een vaste toestand, die vaste toestand noemen we ijs. Een Zweedse wetenschapper, die astronomie beoefende en Anders Celsius heette,   zette bij dat punt op de thermometer een streep en zette er het cijfer — 0 —   bij.  In het water, dat tot vaste toestand is overgegaan, vormen zich ijskristallen die aan elkaar klonteren en dat is ijs. IJs heeft echter een groter volume dan het water waaruit het ontstond. Denk maar aan de voegen, die door deze uitzettingskracht, uit de muren barsten of aan de   waterleidingen die openspringen van de vrieskoude. Wel, in het bos, in de stammen van de oude bomen, gaat zich wel eens water verzamelen in allerlei holtes. Wanneer het gaat vriezen, heeft het ijs daar geen plaats om zich uitzetten want hout heeft bijna geen elasticiteit. Hierdoor ontstaan er in deze bomen, vooral in oude beuken, soms meterslange   scheuren.

Dit verschijnsel treedt niet zomaar op tijdens een goede nachtvorst, het gebeurd maar pas bij een periode met nachten van zo een — 10 ° C en vriestemperaturen overdag. En dat gebeurd in ons laag liggend Vlaanderen   niet zo dikwijls. Behalve in de winters waarin het ‘stenen uit de grond vriest’ of   ‘vriest dat het kraakt’. Dat stenen die uit de grond vriezen, heeft dezelfde reden als deze die ik hier juist heb trachten te beschrijven. Het is vooral op kasseiwegen dat er onder de kasseistenen ijs komt te staan, dat ijs heft door zijn uitzettingskracht de stenen uit hun mortelspecie waarmee ze ooit werden gelegd.

Ik was in januari 1963 dertien jaar, en noteerde, zoals we in het Lager Onderwijs hadden geleerd   veel waarnemingen, waarvan ik er veel door ze te herlezen onthouden heb: In de maand januari 1963, was het met een gemiddelde van -5 graden uitzonderlijk koud. Het noorden, of de Kempen,   noteerde die maand vijfentwintig ijsdagen en ook in heel ons land   vroor het tijdens zeventien dagen meer dan -10 graden C;   we kregen ’s nachts temperaturen van — 20 en -22 ° C! Een aanval van dooi na de eerste week van januari verging in veel sneeuw en ijzel en de vorst overwon! Halverwege januari viel er opnieuw veel sneeuw die door de wind ging stuiven. Inmiddels lagen er ijslagen aan de Noordzeekust, de zee was vanaf de kust   3km in zee bevroren. In Geraardsbergen op de Dender, reden ze aan de zwemdok met een auto. ‘Het was een van de eerste Mini Coopers die er toen rondreed!’ Alle binnenscheepvaart lag over heel Belgi ë vastgevroren!

Ook in de tachtiger jaren van vorige eeuw kenden we enige strenge winters, de winter van 1978-’79 bijvoorbeeld, heeft voor veel verkeersellende gezorgd en evenveel bevroren waterleidingen in woonhuizen. In 1985 — 86 en 1987 kregen we ook winters de zich lieten voelen, we kregen toen bijna drie Elfstedentochten na mekaar. De Elfstedentochten, die ik me herinner zijn deze van   februari 1956, januari 1963, februari 1985, februari 1986 en januari 1997. In 1987 werd de wedstrijd afgelast omdat er al water op het ijs stond.

In 1985 en 1986 werden er opmerkelijk genoeg twee jaar na elkaar een Elfstedentocht gehouden. Ook in 1987 leek het erop dat er terug een tocht kon geschaatst (of gereden) worden. Niets was echter minder waar. Het leek erop dat het kon in de derde week van januari, maar plots begon het te dooien en kon de schaatstocht toch niet doorgaan.

In 2010 lag er gedurende de maand december en ook in de kerstperiode veel sneeuw,   ook op de wegen die er dikwijls heel glad bijlagen. Ik heb toen, omdat we voor een week naar Duitsland wouden, voor de eerste keer sneeuwbanden laten monteren. In 2013 begon de winter na de eerste week van januari. De koude heeft toen omzeggens heel de lente standgehouden.

Of het weer van februari een verlengstuk van de het winterweer van januari zal worden blijft zeer de vraag? Het kan alleszins! Want, er bestaat een oud en wijs gezegde: ‘De sprokkelnelle is nog een felle!’ Sprokkelnelle is hier een synoniem van sprokkelmaand, de maand die in het Algemeen Nederlands februari heet. Houd ook alvast 2 februari, of Lichtmis, in de gaten.   Want, ‘Lichtmis helder en rein, het zal een lange winter zijn’.

Karel De Pelsemaeker.

PS: op zaterdag 13 januari, rond 8u 15, toen ik de krant uit de brievenbus ging halen, zongen hier in Goeferdinge, in de wijk Waaienberg, her en der mannetjes merels tegen mekaar op. Ik plaatste deze waarneming op mijn facebook pagina en kreeg daar veel respons op , o.a. over hazelaars die al met katjes stonden en over egeltjes en vleermuizen die al ontwaakt waren uit hun winterslaap. — Kdp. –