Anny Bert: Tiny bij de tandarts

 Ken je het boek “Tiny bij de tandarts” ? Las je het ooit ? Er zijn van die boeken die je verslond of die je toch het liefst zou verslinden, elke 6 maand, als je weer bij de tandarts zit. Ik zeg  “zit”  maar voel meer voor ligt, schommelt, bengelt.

Je kijkt oppervlakkig in je agenda, vooruit, achteruit, en dan valt je blik plots op die pagina waar nog maar eens een bezoek aan de tandarts staat aangestipt. Het liefst had je in datzelfde agenda zien staan : De 32e  om 27u maar dergelijke agenda’s verkoopt men nu eenmaal niet bij Kruidvat.

De volgende dag bengel je dus weer. De tandarts  doet het wel langzaam tot je hielen en je kiezen zich op dezelfde breedtegraad bevinden. Hij verheft je naar onzalige hoogtes maar traag, zonder schokken, om je zeker niet het gevoel te geven dat je in Bobbejaanland vertoeft en het gevaar te lopen dat je hem bij het betalen je abonnement van het pretpark aanbiedt. Vroeger kreeg je nog met pauzes een bekertje aangeboden, niet met een Balegemse, wel met ongerept water, van di é vloeistof waarvan de Hoge Raad voor de Vochtigheidsgraad bij Mensen, het HRVM, er meer dan 10 per week aanraadt.

Maar ook die tijd lijkt voorbij want de tandarts sluit je mond rechtstreeks aan op het rioleringsnet met een oervervelend afzuigsysteem. Dat systeem piept en fluit en dikwijls heb je zin om te zeggen, proberen te zeggen : Er belt iemand aan de deur ! Naast de afvoerleidingen heeft hij echter ook ongemerkt een klem aangebracht op je galmgaten in keel en neus.

Je staart naar het maagdelijk wit plafond in de hoop een vlieg te volgen, liever twee die het daar juist boven je hoofd aan het doen zijn, ongeremd, die zelfs nog een tandje bijsteken met een voyeur onder hun liefdesleven.

Maar zelfs dat pleziertje is je niet gegund. Misschien is het afzuigsysteem daar in je mond oorspronkelijk bedoeld om vliegen weg te houden en heeft de tandarts het waterbesparende luik van die techniek ontdekt.

Je sluit dan maar devoot de ogen, op zoek naar een moment van bezinning dat uitblijft. Wel herinner je je de paasbiechten met een “vreemde pater”, kwestie van eens een andere penitentie te krijgen dan bij een van de onderpastoors. Bonnekes voor de rups ? Gratis bezoek aan Cinema Majestic ? Een tipzak friet bij Leon op de Markt ?maar al wat je krijgt, is de vreselijke adem van een pater met een pijp-en sigaarverslaving. Je sluit de ogen, knijpt ze stevig dicht in de hoop dat je reukorgaan het ook laat afweten. Ook nu haalt dat dichtknijpen van je ogen niet veel uit. Gelukkig zit er wat variatie in de foltertechnieken van de tandarts. Hij haalt je weg uit Bobbejaanland  en je zit halfrecht in een tuinstoel, pal aan een riviertje. Maar het klaterend beekje is voorlopig niets meer dan die open riool tussen je lippen . En nog altijd heb je de kans niet gekregen om te antwoorden : Nee, dank je, voor mij geen alcohol. Een glaasje water is meer dan goed genoeg.

Als je niet langer meer op dat zuigen let maar op dat schurend geluid, dan vraag je je plots in paniek af hoeveel deklagen zo ’n tand wel heeft. Als wegenwerkers hetzelfde zouden doen en blijven doen met het asfalt in de streek van Velzeke, dan belanden ze op de heirbanen.

Zou het kunnen dat de tandarts zijn drilboor en zijn slijpmachine gewoon in je mond heeft achtergelaten, ongemerkt voor iemand met dichtgeknepen ogen, en stiekem een koffietje is gaan drinken ? Je trekt de ogen open, jawel, dat lukt nog, en je ziet de onderkant van een witte schortmouw. Zoiets zie je normaal niet als je in Durbuy bij een riviertje in een tuinstoel ligt te genieten.

“Ziezo!” zegt een stem direct bij het riviertje, “je mag eens spoelen.”

Je bent hem eeuwig dankbaar. Maar bij de tandarts duurt een eeuw slechts 6 maanden.