Anny Bert: Kaart

Ze moet al heel oud zijn want ze heeft ouderdomsvlekken, zoals oude mensen, heel oude mensen die net na de Guldensporenslag zijn geboren, die zelfs nog vlees zijn gaan kopen bij Jan Breydel, Vlaamse bloedworst.

Ze moet ook heel lang onderweg zijn geweest want op de kaart zie je nog een kiosk en een hond, een lange platte hond zoals men die nu niet meer maakt. Die nemen nu al te veel plaats in op kleine appartementjes. Ook de kinderen in de groep mensen zie je nu niet meer : die zijn allemaal uitgegroeid tot volwassenen of zelfs al helemaal dood. Daarbij, kinderen gaan nu niet meer op een marktplein staan, die gamen, zittend. Drie robuuste vrouwen houden zich op de achtergrond. Dat was toen nog zo. Ze dragen een schort en dat is nu niet meer zo want vrouwen maken zich niet meer vuil : die gebruiken dienstencheques. Aan de Kring hangen ze nog en blaffen, de blaffeturen. Egmont is er ook al, in koper, en wordt in de rug aangekeken door “Den gouden Haan”, geknepen tussen Kring en stadhuis en met twee voordeuren, jawel, heel futuristisch gebouwd voor in latere coronatijden zodat de bezoekers IN niet de bezoekers UIT kunnen groeten noch besmetten. Misschien is het zelfs een huis van lichte zeden, un cabaret douze. Helemaal boven zie je nog het mini- trapgeveltje met een “oeil de boeuf”, een raampje waarachter een hulpje op de loer staat om op tijd de serveuses te verwittigen als een moeder recht op de ontucht zou afstormen.

Gelukkig heeft de kaart ook een rugzijde en kan ik achterhalen wie lang geleden nog aan mij dacht : Potter, Paulus Potter, de Nederlandse beestenschilder uit de 17e  eeuw ? Dat kan niet. Dan had hij me toch een klein werkje gestuurd, een stier, in olieverf, of een varken, met de restjes van de verf. Kan het dat ik begroet word door een lid van de adellijke familie de Potter d’Indoye ? Ik heb het altijd gehad voor grafelijke en hertogelijke lintjes, heel vroeg al, nog voor de lintjes rond de haarvlechten. Of komt de kaart van die andere Potter, die Harry, die niet groeide in een moederschoot maar in het brein van J.K.Rowling ?

Lezen moet ik doen, kijken naar wat hij me schrijft, op een kaart. Oei, hij spreekt me aan met “Beste senior”. Hij stuurt me een kaart van Zottegem en toch noemt hij me senior. Of is dat wat anders dan “sinjoor” en zijn dat enkel die van Antwerpen die men zo noemt ? Dat hij me voor een Antwerpenaar houdt, zou ik afzender nooit vergeven ook al hebben ze daar een keizer als burgervader.

“Omdat iedereen veel inspanningen levert” zo begint hij. Dat mag je wel zeggen. Ik heb al mijn geraniums overwinterd, je weet wel, dàt seizoen waarin we een kerstboom plaatsen en ons een ongeluk zingen over dromen van sneeuw. Ik heb met een aardappelmesje, een Moleken, alle onkruid uitgekrabd tussen de klinkers van mijn oprit, de medeklinkers heb ik ongemoeid gelaten. Ik heb met mijn spa, een Polet, kuilen gemaakt om mijn hortensia’s aan de volle grond toe te vertrouwen.

“Zorgen we samen voor minder besmettingen” gaat hij verder.
Hij heeft het dus blijkbaar niet over mijn tuin maar over corona. Hij noemt het positief nieuws. Dat wil ik gaarne geloven. Als je op je eentje 825 mondmaskers onder de voet van je Bernina hebt geschoven, als je 1650 elastiekjes voorzien hebt voor 2 normale oren aan een normaal hoofd, dan ben je wel positief onderweg, meen ik.

Verder heeft hij het dan weer over de maatregelen respecteren. Natuurlijk, schrijver van kaart, 825 mondmaskers maakt men niet om ze daarna in de kerselaar te hangen tegen de spreeuwen. Dan kan je beter die vogels hun zin laten vreten en naar De Markt op de markt je kersen gaan kopen. “Respecteren” is wel het juiste woord als je van dag 1, 13 maart, opgehokt blijft, gehoorzaam, volgzaam, wijs, en je deur voor niets of niemand opentrekt, een ingenieus systeem bedenkt om buurvrouw 1 en buurman 2 en apotheker en weldoenster te betalen, smetvrij, niet gaat wandelen noch fietsen en fier bent op je taaie zelfstandigheid.

Net als je “De Denker” van Rodin nabootst, één hand onder de kin, de andere hand met daarin het kookboek van de boerinnenbond gekneld omdat je een kaassaus wil maken maar dan zonder boter, zonder melk, zonder kaas, belt een jongeman je op, in naam van de burgemeester. De man lijkt overbezorgd om je welzijn en is begaan met je noden die vroegtijdig moeten opgezocht en verholpen worden. Je dankt hem in het Aramees en in het Sanskriet maar ook in het Zottegems omdat je Maggie vanaf 13 maart hondstrouw bent gebleven, het blaffen zal pas later komen, maar op je kalender 5 mei ziet staan. Kan je na 7 weken improviseren doodkoel tegen de man zeggen : Neem gruyèrekaas ! 100 gram…?

Mijn onbekende correspondent heeft het wat verder ook over dat hart dat hij onder mijn riem wil schuiven. De man kan ook niet weten dat ik thuis altijd een onesie draag. Niets te riemen dus. Hij vraagt me afstand te houden. Kent die kennis me dan helemaal niet ? Weet hij dan niet dat ik geen partner, geen afstammeling, geen peukje familielid lopen heb die me met de biljartkeu telkens weer op die social distancing wijst ? De enige die de afstand nooit respecteert, is mijn poes, mijn Miss, maar ook mijn strijkplank, mijn grasmaaier, mijn trapladdertje en mijn stofzuiger waarover Marc nog nooit als risicovol praatte, doen dat niet.

En pas als ik verder gelezen heb en even naar adem heb moeten happen bij “Bel gerust naar het nummer…” telefoneer ik, op een moet-je-nu-wat-wetentoon naar Jeanine en Aline en Denise en Jacqueline en Leona. Ze hebben de kaart ook gekregen.

De kaart steekt nu onder een poot van mijn salontafeltje want eerlijk gezegd, het mankte al lang.