Anny Bert: Op safari

Ik ben net terug van de Kringwinkel en ik heb wat nodig is : een tropenhelm, een vlindernetje, een rugzak, een muskietennet. Een mondmasker heb ik wel ergens liggen. Voor een verzachtende zalf tegen kwalijke beten moet ik nog bij de apotheker zijn. Want ik had me ingeschreven als tuinranger.

Ik trek niet naar Kenia of Botswana, ook niet naar Zuid-Afrika of Oeganda met het vliegtuig, wel naar Zwalm, met de fiets.

Als je kotsmisselijk wordt in de lucht, hallucineert van anti-malariapillen, t é veel gelijkenissen vindt in mensapen, angst hebt het loodje te leggen onder een kogelregen die voor een leeuw was bestemd, allergisch bent voor buffelhaar, in trance geraakt door de geur van nijlpaardstront, dan, ja dan kies je voor een tuinsafari. Aan de straathoeken en op instagram juich je dan : Ik heb groot nieuws, vrienden, ik word tuinranger !!!

Ik heb al stage gelopen bij Irma en Marcel omdat het stel geen te grote tuin heeft en omdat bij allebei het piepe er al af is. Ik neem dus geen enkel risico als ik wijnruit tussen hun stokrozen ontdek en hun vertel dat het kruid bij sommige volkeren als vruchtafdrijver wordt aangewend. Gevaarlijke praktijken zal Marcel nu niet meer op zijn Irma toepassen.

Wat verder vind ik enkele planten boerenwormkruid. Ik probeer het paar een beetje te imponeren en wil hen tegelijk overtuigen dat ze met mij, als tuinranger, een opperbeste keuze maakten door hun te vertellen dat tanacetum vulgare de juiste Latijnse naam is. Ik wil Irma een stapje voor zijn, nog voor ze zegt : Zo klappen ze nie in Zwalm zulle, maar dat zegt ze niet. Ze keert zich om naar de klimop. Het zal haar worst wezen, Latijnse worst. Dat is dus boerenwormkruid, herhaal ik maar de worst blijft. Ik pluk enkele blaadjes van het kruid en vertel dat men veel vroeger en ook tegenwoordig nog steeds in het voorjaar pannenkoeken bakt met wat jonge blaadjes van boerenwormkruid in het deeg gesnipperd. Het smaakt lekker en het werkt bovendien zuiverend en wormafdrijvend. Geen van beiden zegt een woord, geen van beiden stelt een vraag. Dag voorbereiding …

Irma plukt enkele takjes, bekijkt ze eens goed en weet het plots weer : Mijn moeder hing dat in een bundeltje boven ons bed, tegen de muggen, zegt ze. Ik geef de moeder van Irma postuum groot gelijk en vul de kennis van de aflijvige nog aan : boerenwormkruid houdt ook vliegen op afstand   en kan je zelfs verlossen van een lintworm.

Bah, zegt Marcel, en hij wrijft aan een plaats waar je best afblijft in het bijzijn van de koning. Nu staat daar maar die tuinranger…

Ik ga maar door en vertel dat de plant en zeker de etherische olie ervan in grote doses zeer giftig is en zelfs dodelijk kan zijn. Meteen laat Irma haar tak boerenwormkruid vallen, bang als ze is nu al besmet te zijn. Maar ze herpakt zich als ik spreek over de oude naam van boerenwormkruid : reinvaren. Reinvoart, corrigeert ze, en als ik hun meegeef dat men in sommige streken de plant ook gebruikte en zelfs nog gebruikt voor een alcoholische drank, valt ze weer in. “In Diest. Want mijn moeder kwam van Diest en die dronken dat daar…”

We schuiven gedrie ën vlug door naar de stinkende gouwe en nog voor de moeder van Irma het weer beter weet, wijs ik stinkende gouwe aan. Ik breek versneld de stengel door zodat er een soort melk uitvloeit en leer hun dat dit sap heilzaam is tegen wratten. Ik zeg het nog voor bomma kan meekijken en ik moet horen dat ze ginder in Diest honderden wratten heeft weggetoverd met stinkende gouwe, kilo’s en kilo’s wratten of rekent men bij wratten ook met liters zoals bij de maden voor vissers ?

Een pracht van een vlinder brengt redding. Dankjewel, koolwitje. Blijf rustig zitten op de vlinderboom. Gun me de tijd om alles wat ik weet over jou hier te etaleren, nu nog zonder tropenhelm en safarikostuum.

Ik haal mijn tablet uit mijn biorugzakje en toon hun de koploper van de laatste jaren, de atalanta of admiraalvlinder of nummervlinder omdat op de vleugel aan de rugzijde 81 is te lezen. Ik vind de tijd rijp om bij het paar het humoristisch gehalte te meten en vertel er bij dat er vroeger 69 stond maar na de opkomst van de BTW is dat 81 geworden.

Geen lachsalvo. Geen applaus. Geen lachje. Geen reactie. Marcel bekijkt me met een flinke dosis medelijden maar laat me verdergaan. Op mijn tablet toon ik hun ook de kleine vos, de citroenvlinder, de distelvlinder, het boomblauwtje, het icarusblauwtje, de gehakkelde aurelia. Rond die aurelia zou ik nu als grappig intermezzo willen vertellen dat die aurelia het vlinderen zo kotsbeu was geworden dat ze in Gent de pizzeria Aurelia begon. Maar die afgang bespaar ik mezelf. Mijn mop lijkt wel door Ben Crabb é bedacht. Ik overdonder ze echter met nog meer beelden van de keizersmantel, de glasvleugelpijlstaart, de kolibrievlinder, het bont zandoogje. Hier onderbreekt Marcel me : het brúin zandoogje en er is ook een oranje zandoogje. Ik heb zin om hem het toe ë Marceloogje te leren kennen. Ik zucht onopvallend maar opvallend genoeg voor Marcel om me uit te nodigen mee naar binnen te gaan in hun oude herenhuis. We klimmen 2 hoog en betreden zijn heilige der heiligen, zijn walhalla, zijn vlinderkamer. Hij toont me zijn collectie vlinders van elke uithoek van de wereld en die wereld is groot. Dat besef ik voor het eerst daar voor die muurkasten en tafelkasten en etagères en vitrines en inlijstingen op panelen en schermen, tot op de zoldering zelfs.

Als Irma me een kopje thee aanbiedt, bedank ik. Ik denk aan dat boerenwormkruid en aan de Russische opposant Navalny en ik wil vooral in geen Berlijns ziekenhuis belanden.

Morgen breng ik de safari-uitrusting terug naar de Kringwinkel. Het vlindernetje houd ik, om marcellekes mee te vangen. Of is dat geen vlindersoort ?Ik zag het toch niet op de vlinderkamer.