Anny Bert: Il Decamerone anno 2020 (deel I)

Ik heb een buurvrouw. Dit is mijn volste recht. Zo staat het trouwens woordelijk in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens : “Elk wezen dat zich mens noemt, mag een buur hebben”. Bij het opstellen van die verklaring waren er al straten zodat het begrip “overbuur” al niet meer hoefde verduidelijkt.

Maar diezelfde overbuurvrouw dreigt nu moreel te kapseizen omdat Covid-19 zo hebberig toeslaat. Ze mist haar dinsdaguitje met koffie en gebak. Ze mist het gezellig tafelen met haar familie voor een verjaardag, voor kerkelijke feestdagen maar ook het Suikerfeest, Jom Kipoer, Grieks-Orthodox Pasen, boeddhistisch nieuwjaar en het overlijden van Ghandi. Ze mist het shoppen en het flaneren. Ze mist de terrasjes al dan niet met parasols die het gevoel van zomer en vrijheid versterken. En die vrijheid is zoek en vreet aan een mens, ook aan mijn buurvrouw. Covid-19 zet zijn tanden in haar ziel en ze krijgt moeite met slapen. Ganse nachten ligt ze te woelen en kan de slaap maar niet vatten. De 79 schaapjes van de eerste coronadagen zijn er intussen al 579 geworden en elke nacht telt ze er meer, zo erg zelfs dat ze haar lievelingskost, lamskoteletjes, halsstarrig weigert te eten. Ze sukkelt ’s morgens gebroken het bed uit en begint met tegenzin een nieuwe dag zonder een bezoekje te krijgen of er eentje af te leggen.

Ik moet ingrijpen, maar hoe ? Wat kan je doen voor een buurvrouw die de pedalen kwijtraakt ? Andere kopen, zeg je. Flauw !

En plots denk ik aan Il Decamerone van Boccaccio, een meesterwerk uit de Italiaanse literatuur van de 14e  eeuw en zelfs uit de wereldliteratuur. Het centraal gebeuren is echter niet corona, maar de pest. Die brak in Florence uit in 1348 en 10 rijke jongelui, 3 mannen en 7 vrouwen trokken zich buiten de stad terug op een landgoed in het prachtige Toscaanse landschap. Om de tijd te doden, ze konden toch niet de ganse dag achter mekaar hollen of blindemannetje spelen en nog minder The Masked Singer, vertelde ieder van hen elke dag één verhaal met een licht erotisch randje en dat 10 dagen lang. Snap je : deca ? Jawel, die deca van onze lagere school in decaliter en decameter, maten die enkel op schoolbanken werden gebruikt maar niet bij de kok of de landmeter en dat heeft hier alles te maken met het 10-dagenwerk.

Dat doe ik, denk ik. Ik ga niet langs maar bel haar elke dag op en vertel haar een jeugdherinnering of een fait-divers uit de media, een bekentenis of een leugentje. En dat in 10 dagen : mijn eigen Il Decamerone…

Dag 1

Er was eens een koningin en haar man was koning. Ze kwam uit een ver land waar het altijd zonnig was en waar alle mensen blij waren en altijd een brede, een heel brede glimlach op het gezicht toverden, zeker als foto Theo in de buurt was. Haar vader lachte minder en dat stopte zelfs helemaal toen het volk ontdekte hoe stout hij was geweest. Hij had nl. onschuldige mensen de gevangenis ingezwierd. Die zwier was zo maximaal dat de vader als straf niet eens op de trouw van zijn dochter mocht verschijnen.

Ze kregen drie dochtertjes van wie de oudste eerder een dochter was. Ze had mollige wangen als twee bolletjes Gouda.

Het gezin had een kasteel dat Kasteel Leerdammer heette maar ook Slot Beemster en Slot Milner en zelfs een luxueuze villa in Griekenland. Op zekere dag zette de koningin haar grote hoed op, haar Flying Dutchman, want ze had een mededeling voor de koning. Ik heb schoon genoeg van al dat coronagedoe, zei ze. We nemen vakantie in Griekenland, in villa Feta. En zo gebeurde maar dat nam het volk niet. Een koningspaar moet bij zijn volk blijven, zeker in coronatijden, morden ze. Allebei met het schaamrood op de wangen en zij met een grote hoed op het hoofd, het grootst mogelijke model waaronder de koning zich ook kon verbergen, keerden ze terug tussen de molens en de grachten waar ze thuishoorden, zeker bij pandemie ën.

Dag 2

Elke avond maakten we, de moeder en haar drie dochters, nog een wandeling. Soms fluisterde mijn vader mij, de jongste, toe niet mee te gaan. Ik stelde geen vragen want ik wist dat er me wat wachtte. Het driespan was nog maar aan de cinema, of ik stond al bij Gilbert Van de Sande om het grootste model cornet, een toeter, met 2 soorten ijs want meer waren er toen nog niet te krijgen.We bekeken bij het likken mekaar samenzweerderig want we wisten allebei : daar wordt een vervolg aan gebreid.

We hadden een klein stadstuintje met in het midden een boom, één enkele boom, een kerselaar die treurde door tekort aan licht en lucht en nooit maar één enkele kers droeg. Tot mijn vader me met een knipoog duidelijk maakte dat wandelen voor mij niet zo goed was. Dit keer waren ze nog maar aan Van Poucke gekomen of ik stond al bij Tiste van de Zwarten om een kilo vleeskersen en of hij wilde naar de dubbele zoeken, van die tweelingen, Tiste. Eenmaal de straat terug over, gingen we aan ’t werk, hij op een stoel, ik op een laddertje, made in Newstreet Zottegem om kersen op te hangen aan de bladerloze takken.

Rene Magritte had wat met groene appelen, niet met kersen. En toch stond er die surrealistische boom in hartje Nieuwstraat.

Dag 3

Omdat deken Goethals vond dat de paasvieringen ook eens aan vernieuwingen toe waren, koos hij voor een groter houten kruis dan dat kleine model voor jonggelovigen. Zotte kosten hoefden niet want in het midden van de kerk hing een groot houten kruis aan een grote haak. Nonkel Andre was de man die de kerkelijke klusjes maar ook klussen klaarde, als er maar niet al te veel niveauverschil was tussen grond en klus. Hij had namelijk hoogtevrees maar in die tijd was angst voor een man een bewijs van zwakte, van onmannelijkheid. En als de Heer roept in de persoon van deken Goethals, dan durf je geen nee zeggen, ook al hangt die Heer dan nog in het hoogste punt van de middenbeuk. Wie zou het gewaagd hebben in zijn credo te zeggen : Heer, ik bemin u en ik geloof maar voor mij hangt U wat te hoog ?

Nonkel Andre rukte uit met zijn langste ladder. Daarna rukte hij uit met zijn alaamzak en zijn stevigste schoenen. Tot slot rukte hij uit met zijn Marie want zij had een kennersoog. Zij had namelijk “normaalschool gedaan”, wat zeer ongewoon was voor een Utsvertegemse kort na de eeuwwisseling van 1900. Hij plaatste zijn ladder, zij gaf instructies over scherper of minder steil, hij haalde 3 maal adem , zij zei nog : voorzichtig h é Andre, en weg was hij, de hoogte in.  Hij was niet zo gek ver meer van de haak waaraan het beeld hing, hij rok zich, rok zich nog wat verder en toen viel overal in de kerk het licht uit. Het was aardedonker. Een luide schreeuw weergalmde door de gewelven : MARIE !!!

De dag daarop stond mijn vader op de ladder en samen kwamen ze naar beneden, probleemloos : hij en de Heer.

Dag 4

Clara was al 5 jaar weduwe. Proost was al 7 jaar weduwnaar. Ze leerden mekaar kennen bij Okra, voelden wat voor mekaar, hadden geen van beiden kinderen en dus ook geen obstakels. Ze zouden trouwen, want zo wilde Clara het. Niets in de duik zulle Proost, had ze gezegd. Wel zoals ons moeder zaliger het ook had gewild want ze waren nog maar 85 en 87.

Er was een apotheek pas overgenomen in het centrum en die jonge vrouw zou haar toch niet kennen als ze belde.

’t Was om te vragen of ze tubes Voltaren had.

Ja, dat had ze.

Maar heel grote tubes, madam.

Dat kan ik bestellen. Tegen morgen 10u.

En of ze van die blauwe pillekes kon krijgen. Je weet wel. Ze had al een briefje. De jonge apotheker wist het.

En cholesterolverlager en bloedverdunners en plaspillen maar daarvoor moest ze nog om een briefje. Ook voor dat medicament voor de prostaat, je weet wel. En een goeie slaappil waarvan je niet suf blijft.

De apotheker kon haar met alles helpen.

Maar Clara had nog een vraagje : Of ze hun huwelijkslijst daar mochten leggen ?

Kom maar af, zei de jonge apotheker. Je krijgt een potje vaseline als trouwcadeau.

Dag 5

Juffrouw Margriet kleurde onze kindertijd een schooljaar lang met alle tinten van grijs. Juf Margriet paste helemaal niet voor haar. We zouden dat woord “juf” nooit over onze kinderlipjes krijgen. Een juf was lief, warm, hartelijk, geduldig, bezorgd, goedlachs, gelukkig en dat was ze allemaal niet. Ze was misnoegd en had het lachen verleerd. Verbitterd was het juiste woord en sommige kinderen hadden schrik voor haar maar zijzelf moet ook frustraties overgehouden hebben door angsten. Waren het ervaringen met mannen in haar jonge jaren ? Was de Gentse voetenman toen al actief, de man die nog steeds een ongewone beleving heeft als hij aan de voeten van studentes ruikt na eerst hun kot te zijn binnengedrongen ? Als dat zo was, dan zou hij bij haar zijn snuifwerk onmiddellijk gestaakt hebben bij het zien van die brede roze elastieken waarmee ze haar merceris ékousen juist boven de knie ophield.

Want dat was een lichtpuntje in ons bestaan naast rekenen, taal, godsdienst, geschiedenis, aardrijkskunde : de turnles. Telkens ze met de benen lichtjes gespreid omhoogsprong op de houten vloer van de kelderturnzaal, geen 10cm hoog maar wel 20, kregen we dat stukje bleek vlees te zien dat nog nooit het zonlicht had mogen aanschouwen.

Tot ik mijn vader op zekere dag vroeg, smeekte de poten van mijn bed af te zagen. Hij begreep er niets van, hij die zoveel tijd had gestoken in het maken van mooie gekromde bedpoten. Hij wilde niet zagen en ik zaagde maar voort, de oren van zijn hoofd. Jawel, mijn bed moest helemaal op de grond staan, zonder poten, zodat geen man, ook de platste niet, er zich kon onder verbergen want dat hamerde juffrouw Margriet er in : We moesten elke avond goed onder ons bed kijken of er zich geen man verborg. Dat was een  luik van haar seksuele voorlichting. Het bed bleef zoals het was maar bij de eerstvolgende gelegenheid waarbij ons vader, de schrijnwerker van de school, haar klink moest repareren, die van haar klasdeur, vroeg hij haar toch voorzichtig of het wel nodig was kleine kinderen bang te maken. Zelf had hij nooit, nee nooit onder een bed gelegen tenzij om een veer van een oude “ressort” weer tot de orde te roepen.

En hier, liefste buurvrouw, zou ik je enkele regels uit een lied van Robert Long willen voorzingen. Maar dat bespaar ik jou en Proximus want ik ben niet verzekerd tegen storingen door het voortbrengen van buitenaardse geluiden. Ik lees ze !

Want het leven was lijden, als je danste een heiden

Als je lachte te luchtig, als je kuste ontuchtig

Kortom alles was verkeerd, want dat had je geleerd.

Wat men jou heeft geleerd is de angst om te leven

Om je borsten, je dijen, je hart echt te geven…

Hou de moed er in , buurvrouw, ondanks de stijgende coronacurve, en volgende week lees ik je de rest.