Anny Bert: Lam Gods

Eva vindt het allemaal wel een beetje kortzichtig. Ze wil uitvissen ho é kort precies en ze graait naar haar meetlint. Maar er valt niet te graaien want ze loopt er helemaal naakt bij. Dat vindt ze nog elke dag wennen. Waar blijf je bv. met die handen wanneer iemand je wat vraagt, je het hof maakt, je… Zie, daar doet ze het weer : ze vergeet dat er alleen maar die Adam is die haar geen minuut rust, meditatie, zelfreflectie gunt. Ze zitten ook voortdurend op elkaars lippen en op al wat die 7e  scheppingsdag heeft voorzien. Adam heeft zelfs een dagvullend programma met haar achterna te zitten maar ook met samen op zoek te gaan naar hun outfit van die dag. Als je als vrouw zo ’s morgens je ogen opentrekt en weet dat je nog maar eens datzelfde vijgenblad moet aantrekken…Na hun morgendouche trekken ze er daarom altijd op uit, “naar de Meir” noemt Adam dat en ze kiezen voor haar eens een slablad en voor hem een rabarberblad. Maar dat slablad hangt er zo vlug helemaal verlept en doorweekt bij en dat rabarberblad is te groot, biedt te veel tegenwind en remt hem dus te erg af als hij haar achternazit na een extra portie paddo’s.

Plots hoort Adam zijn iPhone rinkelen. Adam zou Adam echter niet zijn als hij dat probleem niet had kunnen oplossen. Met een liaan kan hij overal zijn tweede kleinood bij de hand hebben.

Het is Jan van Eyck die hem belt. Of hij eens mag langskomen om een portret van hen te maken. Hij mag.

Ze staan vroeg op want ze willen nog naar de Meir om eens iets speciaals te zoeken maar ze kiezen toch weer voor het vertrouwde vijgenblad, Adam XXL, zij een M. Van Eyck arriveert. Hij maakt een schets van allebei maar los van elkaar. Adam tastte aanvankelijk wel eens hongerig naar zijn Eva maar van Eyck zei kortweg : Niets van ! Ju, terug ! Adam schuift wat op.

De volgende dag is van Eyck er weer. Adam is blij dat de schilder naar hen toe komt. “’k Zie ons al door de Veldstraat stappen met ons vijgenblad om.” zegt hij. “Met wat pech krijgen we nog een gasboete wegens gebrek aan transparantie”.

Het wordt een dagelijks bezoek van de schilder. De figuren van Adam en Eva krijgen stilaan meer vorm maar op de kleur moeten ze blijkbaar nog wachten. Tot op een morgen. Stopt me daar toch wel een bestelwagen van Fedex zeker, met een orgel, een krukje en nog enkele instrumenten net als een bus van Diederik Reizen. Die bus lost zijn lading : allemaal vrouwen, ernstige, beate verschijningen in prachtige gewaden, soms met hermelijn afgeboord. Adam bekijkt Eva ondervragend. Waar zou zij haar pels het best dragen ?

Ze splitsen zich in twee groepen : 8 gaan naast Adam postvatten rond een muzieklessenaar en beginnen hun mondhoeken al te masseren om later behendig de toonladder te beklimmen. Dat worden de zingende engelen. Naast Eva nemen 5 musicerende engelen hun plaats in rond een orgel. Eva merkt dadelijk dat hun kledij haute couture is en als rasechte Gentse kent ze ook onmiddellijk hun soort, hun klasse. Het zijn de Serafijnen, de Cherubijnen, de Tierenteynen, de Cuberdijnen. Adam zal vanavond verwonderd opkijken als zijn Eva dat allemaal zo goed weet.

Nog wat later verschijnt ook de schilder, Hubert, want Jan heeft dit keer zijn broer gestuurd, niet zijn kat. Hij is wat later door die fameuze LEZ in Gent maar hij gaat dadelijk aan de slag. Zijn snotje is wat sterker ontwikkeld dan dat van broer Jan zodat hij meteen door heeft dat die engelen hun ogen van Adam niet kunnen afhouden. Hij laat ze dan maar de ene canon na de andere aanheffen terwijl de muzikanten hamerend op de toetsen en sleurend aan hun snaren de begeleiding moeten aanhouden en hun gevoelens beteugelen.

Adam en Eva zijn blij als de bestelwagen en de bus achter de laatste vijgenboom verdwijnen.

’s Avonds zit het paar wat uit te blazen bij een houtvuurtje. Ze vinden dat het genoeg is geweest.

Als nu ook nog de rechtvaardige rechters en de kerkvaders en de kluizenaars en de pelgrims op bedevaart en de heilige vrouwen voor een lik verf komen ! En allemaal maar blijven eten. De ene is vegetari ër en de andere veganist en weer een mag geen vet hebben voor haar cholesterol en geen suiker voor een andere om nog maar te zwijgen over het glutenvrij dieet van de H.Stefanus en het bananendieet van Johannes de Doper die geen vis lust.

“Bel hem op” zegt Eva en dat doet hij. Hij belt Jan van Eyck op en zegt hem dat ze voortaan samen met de hele meute naar zijn atelier zullen komen. “En noteer nog dit, Jan, wijzelf lusten alles. Maar zoek wel een dag uit dat het niet te koud is.”