Anny Bert: Peuter zijn in coronatijden

Ons zal je voorzeker niet kennen. Wij zijn Lander en Sander, allebei 2 jaar oud. Zelf beseften we dat eerst niet goed maar toen zagen we ons doopkaartje en daarop stond “tweeling”.

We hebben een mams en een paps, twee gekke woorden maar we hebben die zelf niet mogen kiezen. We hebben er zelfs moeten aan wennen, waren de eerste maanden zelfs helemaal van de wijs.

Toen we nog moedermelk kregen, mocht het woord “mams” niet vallen of we rukten haar de bloes van het lijf omdat we meenden dat het weer etenstijd was. Goed lezen konden we toen nog niet zodat we niets verstonden van het voedingsschema op de frigodeur.

We zouden zelf ook andere namen hebben gekozen, iets als Piet en Pieter of Jean-Luc en Louis-Paul. Maar daar zijn we vlug achter gekomen dat het voor het gemak van bompa is. Als een van ons naar hem toeloopt, zegt hij : “Kom eens hier, Anderke”en even later : “En Anderke is daar ook !” wanneer de tweede verschijnt.   Bomma heeft geen moeite om ons te herkennen maar speelt het wel een beetje vals. Ze overstelpt ons met cadeautjes : een gestreepte pyjama en een geruite, een salopet in donkere jeans en een in een heldere tint. Soms naait ze zelfs een onzichtbaar kruisje in een zak of op een schouderbandje. Snap je ? Wij gebaren natuurlijk van niets maar onthouden het wel voor later, als we goed kunnen praten.

Nu zijn we soms beschaamd dat we zo veel prietpraat uitkramen. Maar ons inspannen doen we niet. Je moest dan eens horen wat die grote mensen zeggen tegen een boterham. Een boken ! Tijd om te gaan slapen, kindjes. Vergeet het. Dodokes doen ! Krijgen we ons bad, dan moeten we altijd weer horen over ons jefke. Noem dat onze plasser ! Met zulke domme woorden moeten ze niet denken dat we ons zullen inhouden met plassen…

Al meer dan een maand nu brengen mams en paps ons niet meer naar de crèche. We vinden dat maar niks. Hoe kan je vrienden maken en je kennissenkring uitbreiden als je de deur niet meer uitkomt. Hoe gaan we ooit stemmen kunnen ronselen als we geen vrienden maken en toch in de politiek stappen later.

Bomma was eens heel boos toen we op zekere keer een halve dag bij haar waren. We waren in het hondenkot gekropen en zaten de brokken van Tarzan binnen te spelen. Nu zijn mams en paps ganse dagen thuis en spreken over niets anders dan over hun kot. Krijgen ze dan hondenmanieren ? Die grote mensen toch !

Mams zit veel achter haar computer maar paps heeft veel tijd om met ons bezig te zijn. Nu eens knipt hij oude nieuwjaarskaarten in vier stukken en wij moeten die stukken bijeenleggen. E én kerststal en één boom bijeenleggen vinden we leuk, maar niet lang want dan vervelen we ons en wrijven gans het boeltje van de tafel. We kraaien van plezier maar hebben wel wat medelijden met paps als we hem daar zo onder de tafel zien rondkruipen.

Het volgende spelletje waarmee hij ons wil bezighouden, is veel leuker. Hij geeft ons allebei een rol WC-papier, hij heeft er toch nog genoeg zitten in de ingemaakte kast onder de trap, hijzelf gaat op de grond liggen en wij mogen hem gans inpakken. Als onze rol helemaal op is, krijgen we een andere want hij heeft er nog genoeg tot als we naar de unief gaan. We zorgen er wel voor dat we vooral zijn hoofd goed omwinden. Dat vinden we h ét moment voor Ben&Jerry’s uit de koelkast want paps verwart dat soms eens met Tom&Jerry en dan plaatst hij ons voor een uur in de zetel voor TV.

We hebben soms wel te doen met hem. Hij doet ook zó zijn best om ons prettig bezig te houden als mams boven werkt. Soms loopt hij zelfs even boven tot bij haar en dan horen we dat zij heel blij is dat hij er is want ze maken luid plezier. Als hij dan terug beneden is, werkt hij zich uit de naad om ons voor een leuk spelletje te zorgen. Zo heeft hij reeds heel lang al de lege blikken Whiskas bijeengehouden om er buiten mee te spelen. Hij maakt daar twee torens mee die wij dan met een bal van h éél ver, daar waar hij een lint in het gras heeft gelegd, moeten omvergooien. Soms bestaat ons spelletje eruit telkens de blikjes omver te schoppen nog voor ze op een toren staan tot paps de boel bijeenraapt en doet alsof hij naar binnen gaat. Dan hebben we zin om lelijke dingen naar hem te roepen, zoals we dat horen bij voetbal op TV. Je moeder is een hoer, of iets in die zin. Maar dat doen we niet. We beginnen allebei luid te janken en beloven hem braaf te zijn. Dat lukt. De torens met blikjes komen er en net als we het plezant beginnen te vinden, trekt mams boven het venster open en vraagt of het wat stiller kan. Wat antwoord je daarop als 2-jarige… Ze heeft juist een meeting online, zegt ze. Wat dat is, weten wij twee niet. We kennen in de crèche wel een klein, heel klein meisje dat Miete heet maar geen Meeting, en wat die daarboven bij mams zit te doen, verstaan we ook al niet.   Want er is nog heel veel dat we nu nog niet verstaan maar dat zal wel veranderen als we groot zijn en niet meer naar blikken moeten gooien en naar de crèche gaan en als we niet meer in ’t geniep Ben&Jerry’s moeten eten. Maar we gaan ons niet spoeden om ook grote mens te zijn want zo veel lol hebben die toch ook niet. We zien het genoeg aan mams en paps die maar eens echte leute maken als ze ons eerst voor TV zetten om naar Tom&Jerry te kijken. Daar bestaat zelfs een speciaal woord voor dat we nu nog niet kennen. Maar dat komt nog wel, als we ook groot zijn en zelf kinderen en een TV hebben.