Anny Bert: Sanctus Proximus, ora pro nobis !

“Belt u voor het nummer 09/3602076…”

en de stem stokt even, alsof die me tijd gunt om nog gauw aan de huisgenoten te vragen welk nummer ik nu ook weer heb. De enige genoot die ik in huis heb, is Miss, mijn kat. Ze bekijkt me met van die, hoe zou ik het noemen, kattenogen, alsof ze me verwijt net als al die anderen, dat ik nog maar eens slachtoffer ben van mijn onvoorwaardelijke trouw aan Proximus.

“druk op 1 !”

Dat doe ik. Voor ik begon aan mijn hindernissenparcours nam ik nog eerst een dubbele dosis geduldspillen, 4 na elkaar.   Ik installeer me comfortabel in de zetel, benen hoger en gestrekt want ik weet al bij ervaring dat bellen naar Proximus uiterst opgezwollen voeten bezorgt als bij een transatlantische vlucht zonder één keer opstaan of een toiletbezoek. Ik heb een grote pint water binnen handbereik want ik weet ook dat al mijn verdedigingsstrategie ën me een kurkdroge mond zullen bezorgen om nog maar te zwijgen over mijn stemverheffingen die met de laatste druppel vocht gaan lopen.

Omdat het nog vrij vroeg in de voormiddag is, heb ik, direct bereikbaar met de rechterhand , een belegd broodje voorzien met wat prepar é en wat smeerkaas erop als fixeermiddel voor de cresson en de dunne schijfjes tomaat, dat alles voor wanneer de honger toeslaat na al te lang wachten.

Een automatische, levenloze stem vertelt me wat ik allemaal kan : ik kan overhoop liggen met mijn aanrekeningen en mijn betalingen, ik kan verhuizen, ik kan mijn eigen voordeel achternahollen en vernemen wat er aan promoties bestaat, ik kan een storing hebben maar zo link zijn ze wel dat ze het niet hebben over gestoord zíjn. Dat is voor later, als mijn glas water al leeg is en mijn broodje verteerd. Voor verlies en diefstal mag ik naar 5 laveren en er is zelfs een 6e  amusementsoptie want die heet “Enjoy” maar hoe verder ik geraak, hoe minder ik ga enjoyen. Dat leert me de ervaring toch.

Ik weet maar al te goed waar ik moet zijn : op 4 en alleen daar kan ik vertellen welke kuren mijn piepjonge TV uithaalt en hoe mijn telefoon een midlifecrisis doormaakt. Ik neem nog een teug want ik voel dat al 2 van mijn geduldspillen zijn uitgewerkt. Als het maar weer die Nederlandse niet is want dan gaan pil 3 en 4 er voortijdig moeten aan geloven.

Ik druk 4. De stem aan de andere kant is wel degelijk die van de Nederlandse, gespecialiseerd in het niet oplossen van problemen bij Proximus, het sturen van een technicus en het aanwenden van smoezen om een eeuwigdurende wachttijd te rechtvaardigen.

Bla bla bla (dat ben ik)

Ble ble ble (dat is zij want Nederlanders maken graag van a een e)

Weet je wat ? Ik stuur een technicus, zegt de Nederlandse stem.

Er komt hier geen technicus binnen, zegt een geduldspillenverslaafde. Hier komt in coronatijden niemand over de vloer. Zelfs koningin Mathilde mag aanbellen in overal met haar alaambak en haar meetapparatuur : ze komt er niet in.

De Nederlandse kirt om de Belgi ëmop, het nuttigste dat ze al deed in de voormiddag.

Nou ja, dan moeten we wat anders bedenken, klinkt het, ik steek effe mijn licht op bij een specialist. Ik bel zo terug maar dat kan wel effe duren, hooguit 45 minuten. Tot straks ! Doei …

Ik neem mijn 3e  pil en kijk op mijn klok : precies 11h.

In die tussentijd kan ik mijn geplande ovenschotel met verse spinazie en zalm wel klaarkrijgen.

De ovenschotel raakt klaar. Ik neem mijn 4e  pil. Ik eet. Ik doe de vaat en ruim op. Mijn pillen zijn op. Val ik nu de verpakking en de bijsluiter aan ? Want intussen heb ik al iets sterkers nodig : er is telefoon van Proximus die me enkele vraagjes wil stellen over mijn tevredenheid. In mijn maag gaan de pillen en het grote glas water revolteren. Ik wil de belster de volle laag geven maar ik geraak zelfs niet af van mijn laag, vol of half want ik zou moeten uitvaren tegen een bandje. Ik voel mijn machteloosheid groeien, zwellen.

Ik kijk op mijn klok : kwart voor 2.

Via druk 1, druk 2, druk 3 stort ik me op 4. Daar is de Nederlandse nog bezig met pindakaas vreten met poffertjes want een doorweekte kartonnen stem zegt me dat de wachttijd oploopt tot meer dan 10 minuten, tegen mij die nu al 165 minuten overleef, weliswaar op pillen.

Ik druk op 6, een laatste tentakel van de Proximusoctopus waar niemand belandt. Het is een jonge, rustige jongeman, wellicht met een lichtblauw hemd aan, het 1e  knoopje open, met donker dik haar en een milde glimlach, geen smoellach. Ik leg hem bondig uit

waarover ik een volle dag zou kunnen doordrammen. Hij gaat even informeren want dat is niet zijn sector, zegt hij zo hartverwarmend en dan zegt hij ook nog dit : blijf aan de lijn “want anders ben ik je kwijt”. Ik moet er even gaan bij zitten want ik stond nog recht, de gevechtshouding. Met maar één hand vrij kan ik toch nog op mijn vingers tellen : 40 jaar moet het al zijn dat een man zoiets tegen mij heeft gezegd. Ik wil hem onmiddellijk adopteren als schoonzoon maar ik h éb al een lijstje met Steven De Craene, Steven Van Gucht, Herman Goossens, Pierre Van Damme. Ik vraag zijn naam dus maar niet.

De volgende dag al staat hij voor mijn deur : mijn nieuwe decoder.