Anny Bert: Ik was verliefd op Chris Lomme

Vader is in de garage druk bezig zijn fiets een grondige beurt te geven. Hij heeft in de 12 jaar huwelijk nooit zo veel zorg besteed aan zijn vrouw als aan zijn mountainbike, niet aan haar spaken, niet aan haar remblokjes en evenmin aan haar voor-en achterlicht.

Hij is een gelukkig man als hij zijn fiets weer eens onderhoudt. En wie gelukkig is, zingt. Vader zingt. Hij zingt luid mee met Walter Kreuner en iedereen mag het horen, ook zoonlief van 7. Die onderneemt vergeefse pogingen om zijn fietsje, zijn eerste dat helaas niet met hem is meegegroeid, moddervrij te krijgen om het vervolgens op Hoplr Bevegem gratis van de hand te doen. Het kind hoopt nu in ruil een grotere, prachtige fiets te krijgen van een tiener met een groeistoot én met weggeefafwijkingen.

Vader stoort niemand met zijn liefde voor de Kreuners want hij heeft zijn oortjes die hem aan beide zijden van het hoofd een priv é optreden bezorgen. Het kind meent op zeker ogenblik getuige te zijn van een onvervalst gewetensonderzoek van zijn vader, een liefdesverklaring maar wel een geantidateerde. Misschien is vader zich niet eens meer bewust van de nabijheid van het kind, misschien moet hij die verloren kans nu eindelijk eens kunnen uitschreeuwen.

“Ik was verliefd op Chris Lomme” hoort hij vader luidkeels opbiechten. Zoiets horen van je bloedeigen vader, zelfs niet eens je plusvader, schept en voedt trauma’s. Zoiets kan je later liefdesleven grondig dooreenschudden. Zoiets kan de relatie met je vader rake klappen toebrengen en ook zijn eigen relatie op de helling zetten, die met Frauke, zijn vriendinnetje dat met hem haar eerste communie zoù doen. Het kind denkt diep na en even later brult vader zijn bekentenis opnieuw : Ik was verliefd op Chris Lomme.

Het ontmodderen van zijn fietsje lukt plots niet meer zo goed. Het slijk laat opeens niet zo vlug meer los. Wat hij zopas zelfs tweemaal hoorde, laat hem ook niet meer los.

Als ze ’s avonds lasagne met zalm eten, zijn lievelingskost, beperkt hij zich tot één bordje, niet meer. Hij voelt zoiets als plaatsvervangende schaamte en vermijdt ieder oogcontact met zijn pa. Het heeft tijd nodig. Zijn moeder echter bekijkt hij af en toe met een soort medelijden : zo goed lasagne met zalm kunnen maken en toch zo onheus behandeld worden…

Vader werkt altijd thuis, als boekhouder, met moeder steeds in zijn buurt. Een collega van ’t werk kan die Chris dus niet zijn. Iemand van ’s morgens op de trein of de bus kan al evenmin want vader neemt voor alles de wagen of de fiets, ook wanneer hij voor moeders lasagne zalm gaat halen naar De Kust, de winkel natuurlijk, niet naar Knokke want daar hebben ze nu geen zalm omdat hun burgemeester dood is.

Als moeder hem ’s avonds instopt, heeft hij niet zo veel praats op als normaal. Het valt moeder zelfs op want ze vraagt hem of er wat scheelt, of zijn lasagne niet verteert misschien, dat ze wel gezien heeft dat hij al stopte na één bord. Toch niet, zegt hij, ‘k ben alleen maar wat moe, zegt hij nog. Sedert hij op 5, 6 maand begon te kruipen, weet moeder niet van één enkele keer dat hij moe was. Als er maar niets is, denkt moeder.Maar voor het kind is er wel degelijk iets. Hij moet moeder op de hoogte brengen voor de situatie van pa en Chris uit de hand loopt. Hij mag er niet aan denken een plusmama te krijgen zoals Esm ée en Orph ée, nee, niet uit Heverlee, daar woonde nonkel pater, wel uit Grotenberge. En dan nog een plusmama met zulke naam …

Nu eens voelt hij diepe ontgoocheling en is hij verdrietig, dan weer fier, een held, een Sherlock Holmes of een James Bond die de waarheid haar rechten geeft.

Pas laat, of is het al vroeg, valt hij in slaap. Als hij wakker wordt, denkt hij niet direct aan cornflakes en chocopasta en zelfs niet aan een pannenkoekje met bruine suiker zoals af en toe eens ’s morgens maar aan zijn missie van die dag : alles aan mama vertellen.

In de klas lukt het hoofdrekenen niet zo goed. Er zit ook zo veel vastgeklit in dat jonge hoofd dat eruit wil en dat wacht op een vlugge ontwarring.

Eenmaal ’s avonds aan tafel gekomen, weet hij : het moet straks gebeuren. Als je als kind rode kool wordt voorgezet, met bloedworst dan nog wel, twee dingen die hij haat, moet je je vader maar ook je moeder niet sparen ! Zijn besluit staat dus vast, hij verraadt nog vandaag zijn vader door zijn moeder in te lichten over het dubbelleven van haar echtgenoot.

Hij haalt diep adem als hij naar boven gaat. Gelukkig is vader nog bezig in de garage met een klus voor moeder.   Hij blijft maar zijn tanden poetsen en zijn mond spoelen. Moeder roept zelfs al vanop de rand van zijn bed waar hij blijft. Ik kom, antwoordt hij en neemt nog een zoveelste slok water. Nu begrijpt hij dat mensen met zorgen aan het drinken slaan…

Als moeder hem nog een knuffel geeft en een klapzoen, gooit hij het er dadelijk uit : Mama, ik moet je iets vertellen !

Mama ziet nog steeds de ernst van de zaak niet in want ze doet zelfs wat lacherig. Zo zo, is al wat ze zegt en dat maakt hem een beetje pissig. Zo zo zeg je toch niet tegen een scherprechter ! Hij valt dus maar met de deur in huis en vertelt over die dag in de garage, over vader die met oortjes naar muziek luistert en dan nog zonder blozen verkondigt dat hij verliefd was. Jawel mama, en hij noemde haar dan nog bij naam. Ze heet Slomme, Chris Slomme !!!

Mama glimlacht, lacht, kirt, buldert, schokt van het lachen. Tussen de tuiten van de tranen door krijgt ze toch nog gezegd : Ik was verliefd op Chris Lomme bedoel je ? Ja die, antwoordt hij, nog steeds met overtuiging. Je kent dus die Slomme ?

De woede en de schaamte blijven nog wat uit want eerst monstert hij zijn moeder eens en denkt dan : ze is inderdaad blond en dus dom zoals men altijd beweert.

Moeder blijft nog wel een uur bij het kind. Ze babbelen en vertellen, zij, de bedrogen echtgenote, hij, een man van 7 jaar die Walter Grootaers allang “de kabeljauw” noemt. Hij slaapt heel onrustig, zijn darmen dansen de jerusalema en als hij ’s morgens in de spiegel kijkt, ziet hij hoe zijn ogen uitpuilen. De 2e Walter Grootaers is opgestaan, de opvolging is verzekerd.