Anny Bert: Reizen om te leren? Vergeet het!!!

Weet je het nog hoe we onze keel in het 5e leerjaar schor zongen : We reizen om te leren , door heel het land, en hebben als we keren, ook meer verstand..?

Jaren later konden we ervaren hoeveel leugens men in die onrijpe hersenen van ons had geperst. Toen we deelnamen aan het examen voor boswachter vroeg men ons hoe groot het debiet was van de waterval van Coo. We kenden de woorden copiloot, co-ouderschap, coëxistentie, zelfs coïtus maar Coo kenden we niet. En we hadden er nochtans naast gestaan toen we 10 waren!!!. We zagen het boswachtergeweer aan een andere schouder belanden dan aan de onze.

Nog jaren later gingen we het verder zoeken, met de bus, met vrienden, toch van ons : met Hezof, de belastingen. Dat we meer verstand hadden bij terugkeer, hebben we niet gevoeld, wel meer en betere smaak. Wat zou je willen, als men je direct na het ontbijt ontvoert naar een proeverij, une dégustation heet dat, van Pineau. We hadden onze kinderen voor de deur van de belastingen op een onmenselijk uur op zaterdagmorgen nog zó beloofd, plechtig beloofd, onze manieren te houden op Franse bodem. Ze dachten daarbij natuurlijk enkel aan smeuïge verhalen en vettige avonturen en idylles en romances en stoeipartijen tussen de mannelijke zijde van de autobus en de vrouwelijke helft. Want ook dàt hadden we onze kinderen niet verteld : dat de inhoud van de bus gemengd was, dat het er niet meer aan toe ging zoals tijdens de hoogmis vroeger, veel jaren en rimpels geleden, mannen rechts en vrouwen links, rechts met ontblote hoofden, links met bedekte.

Maar eerst schudde de chauffeur ons nog uit voor het museum van Cognac. Al direct bij onze aankomst voelden we het aan : de dame die ons ontving, la receveuse, dreef al meteen een wig in de samenhorigheid van de groep. Ze kon het niet pruimen dat we zulke homogene klont vriendschap waren. Huwelijksbanden werden met één telbeurt stukgeknipt. Ze telde tot aan 20 en HIJ belandde in het pikdonker op een harde bank met een scherm en kolkend water voor zich, genoeg om nog maar eens een latrinair orgasme op te wekken. ZIJ werd onverbiddelijk als 21e naar een maquette gedeporteerd  met een plattegrond van het oude Cognac. Een lieve dame met zachte blik en amandelogen, une amandeuse, vergiste zich van seizoen en dacht echt dat ze de lichtjes van de kerstboom aan het bedienen was. We zagen beelden van Romaanse kerkjes en amfitheaters, We zagen er flessen en glazen passeren om uit te drinken. We zagen er thee met cognac om leeg te drinken. We zagen er non-figuratieve schilderijen gemaakt nà het drinken. We zagen er aandachtige Hezoffers vóór het drinken.

Na de hereniging en de proeverij werden we met zijn allen ingeladen, of was het neergelaten in de Dame Jeanne, een barge, een oud schip, een heel oud schip, zó oud dat de banken nog steeds niet droog waren sinds de laatste stormen van 1122. De schipper rekende op de droge, of uitgedroogde, onderkant van een meute gepensioneerden om de banken vochtvrij te krijgen.

Soms kruiste onze barge een luxejacht en hoog op het dek verwaardigde zich een douarière een wuifhandje over te hebben voor het plebs van de belastingen. Twee roeiers riepen ons zelfs iets toe en dat waren niet de laatste barema’s van de personenbelasting. Het was evenmin het weerbericht want we zagen helemaal geen trekjes in hen van Frank en Sabine en ook niet de dagprijs van de oesters in de vismijn van La Palmyre. Ze riepen : “Salut les jeunes !”

Wat later klommen we weer aan land en wuifden de Dame Jeanne uit met onze vochtige zakdoek.

Nu ging het naar het mekka van de Pineauproeverij waar de Franse Bobbejaan Schoepen, echter zonder paard en zonder hoed en zonder duivenkot, ons luidruchtig begroette en hij liet ons zonder opwarmingsronde van zijn blanc proeven. Het eerste glas zakte dieper dan het water van Coo ooit had gekund. We hadden amper onze lippen aan die blanc gezet, of Bobbejaan sprak zijn voorraad rouge aan. Een derde soort volgde en ook die smaakte naar het paradijs.

Gelukkig sloot een stevige maaltijd met de bijpassende wijn, naadloos aan bij het ochtendlijk proeven. Hennessy wachtte op les jeunes, en een jongedame in het grijs, dezelfde kleur als het afdakje van de meeste mannen, schetste uitgebreid de ontstaansgeschiedenis van de cognac. Wat zich thuis nooit eerder bij de mannen had afgespeeld, gebeurde daar bij Hennessy : ze luisterden geboeid naar een vrouw ! Vol interesse volgden ze de geboorte van een vat, bogen zich over de vorm en de juiste afwerking, heilig overtuigd thuis ook zulk vat ineen te steken en dat als eerbetoon aan de grijzemantelpakdame en haar zachte stem. Weer volgde het proeven en iedereen had spijt dat een cognacglas toch zo ’n kleine bodem had.

Tegen de avond konden we in het hotel aan tafel gaan, een tafel met daarop karaffen wijn in drie verschillende kleuren. Die karaffen, zo vonden boze tongen, ik méén dat het mannentongen waren, geleken opvallend op flessen uit de medische sector, noem het de ziekenhuiswereld. Aan cholesterol, hoge bloeddruk, artrose, diabetes, vetzucht, magerzucht wilden we op zulke momenten helemaal niet denken. Proeven wilden we weer. Onze dokter zag ons toch niet en onze kinderen met hun ouderwetse ideeën evenmin.