Anny Bert: Miss Marple

Hij was een man die al heel veel jaren geleden Abraham tegen het lijf was gelopen. Zijn vrouw was overleden, een paar jaar terug, en hij was vereenzaamd achtergebleven. Want ook met kinderen en kleinkinderen en zelfs met een blakende partner die als prille hinde of als sater met kleine hoorntjes door het huis stoeit, kan men zich eenzaam voelen.

Je mag dan met de petanquebeker naar huis komen en hem naast die van het kampioenschap vinkenzetten schuiven, je mag dan wekelijks de columns in Nuus lezen, je mag Kim Jong-un en de paus onder je miljoen vrienden op facebook tellen, dan nog kan eenzaamheid om de hoek loeren.

Ik had hem al voor de deur van Kruidvat wat tips bezorgd en nee, die waren daar niet “steeds verrassend, altijd voordelig” te verkrijgen : goede raad gaf ik hem gratis en onbaatzuchtig. Zo serveerde ik hem mijn gulden tip zich nu al te laten inschrijven bij de bowlingclub, BB of Bowling Boys want met amper 18  bowlingbanen zouden enkel de vroege vogels een balletje kunnen rollen. Toen ik hem eens aan de uitgang van Carrefour tegenkwam en de joekel op zijn arm zag, werk van een agressieve wesp, gaf ik hem een goedkope, efficiënte en zelfs handige oplossing bij een wespensteek.

De toon was gezet, mijn raadgevingen hadden schijnbaar indruk gemaakt want even later kreeg ik een telefoontje voor een huis-, tuin-en keukenprobleempje. De koperen plaat naast mijn voordeur “Voor goede raad altijd paraat” had ik nochtans al jaren eerder laten wegnemen na achteraan op mijn aangifte de kleine, maar dan de héél kleine lettertjes te hebben gelezen :

Teken van welstand : koperen plaat en bel naast de voordeur. De koperen bel werd een lelijk plastic geval en de plaat gaf ik mee aan een goudsmid van het Falconplein. Hij zei dat hij Albanees was maar dat betwijfel ik sterk want hij sprak plat Poperings.

In zijn telefoontje vroeg de eenzame man me wat ik daarvan dacht : in zijn buurt, zo vond hij, speelden zich rare nachtelijke dingen af. Van rituelen sprak hij net niet maar hij noemde het duistere toeren. Hij was rond 3 opgestaan voor een vast ritueel, nu ja, als je elke nacht een paar keer de quickstep moet uitvoeren richting toilet, dan is er in dat lichaam al heelwat dat niet meer zó vast is. Zoals altijd keek hij even naar buiten, langs de straatkant, en hij zag hoe zijn buurvrouw, een mooi kind en altijd mooi gekleed en heel vriendelijk, dozen in haar autootje aan het laden was. Om 3u aub. Merci zei ik niet. Ik had ook geen reden om te bedanken.

Mijn Miss Marplegehalte trad meteen in werking. Hier kon alleen een gepaste speurtechniek een antwoord op vinden.

Waren het grote dozen, wilde ik weten. Niet groot maar ook niet klein, verduidelijkte hij, of beter, hij voedde de geheimzinnigheid. Kon ik, Miss Marple, achterhalen wat een eenzame oude man een grote doos noemt ? Gans anders zou het zijn als hij over een oude doos zou spreken. En, waren alle dozen gelijk ? Waren het kartonnen dozen ? Laadde ze die in haar koffer of op de achterbank ? Moest ze moeite doen om die dozen op te tillen ? Miss Marple dacht meteen aan de onderdelen van een langeafstandsraket. Bleken de dozen vederlicht, dan staken er misschien de teennagels in van Toetanchamon die eeuwen geleden ontvreemd werden in een Egyptisch museum.

Wat hem vooral intimideerde, zo verduidelijkte hij nog,  was het feit dat ze telkens wanneer ze een doos naar buiten bracht, de voordeur achter zich op slot deed. Miss Marple wilde dadelijk horen of het een gewoon slot was, een klavierslot, een cilinderslot, een loopslot, een yaleslot. Stak er wel een slot in de deur of deed dat mooi kind dat altijd mooi gekleed was maar alsof, om eventuele nachtelijk plassende buren te verschalken ? Pasklare antwoorden kon Miss Marple niet scoren.

Ze wilde als afsluiter nog horen waar de jonge vrouw dan telkens die sleutel stak.  In ’t slot natuurlijk, zei hij nogal kortgebonden. Miss Marple haalde nog eens diep adem om een kersvers salvo aan vragen af te vuren maar de eenzame oude man scheen er genoeg van te krijgen en rondde af met : Ja salut…en Proximus maakte niet langer winst op die lijn.

Precies één dag later was hij er weer, telefonisch. Het wordt alsmaar spannender, zei hij lachend. Waar zijn waterwegen hem dit keer op het nachtelijk uur nog met rust lieten, was er nu  het geklop, gebonk, gerammel, gestoot, gebeuk tegen de voordeur van het mooi kind. Hij wipte het bed uit en had meteen een uniek en veelzeggend zicht op een politiecombi en twee agenten, een heel grote en een kleine, een span dat wel heel vakkundig door bevoegden in ’t leven was geroepen : de grote trekt aan de bel en de kleine roept door de brievenbus : Is hier iemand thuis ? Die tactiek was Miss Marple voldoende bekend want ze vroeg direct : En, was er iemand die riep dat ze er niet waren ?

De twee agenten kregen  geen gehoor, hooguit gevoel, het gevoel om er de brui aan te geven, maar eerst gingen ze ook eens aankloppen ernaast, bij een oude alleenstaande dame, niet meer zo mooi en ook niet zo mooi gekleed en zonder auto en zonder dozen maar wel met een blister slaappillen per week naast haar bed.

Miss Marple was zonder vragen gevallen en stilaan ook zonder adem.

Maar ooggetuige E.M. ,nee, niet Emmanuel Macron maar Eenzame Man had nog verrassingen in zijn schaars textiel zitten. Net toen hij zijn boxspring weer wilde opzoeken, werd de deur van het mooie kind geopend en stapten de twee mannen naar binnen, de ene met 3 passen, de andere met 7. Nu naar bed gaan, vond hij echt zonde. Omdat hij de spataders op zijn benen toch wat wilde ontzien maar tegelijk van de suspence snoepte, spoedde hij zich en haalde op de badkamer een krukje. Ook al serveerde ze hun een koel glas, ook al moesten ze bladzijden en bladzijden rapporten en verslagen invullen, ook al toonde ze hun hoeveel kartonnen dozen ze nog had staan, hij zat comfortabel en kon ’s morgens toch uitslapen.

Ik had intussen ook al een kussen achter mijn rug moeten steken om mijn taak tot een goed einde te kunnen brengen. Maar wanneer Miss Marple zich in een zaak vastbeet, zette ze haar tanden erin en liet niet los. Ik evenmin.

Toch was ik nieuwsgierig naar het vervolg. En, vroeg ik, wat gebeurde een tijd later ?

Ik zou ’t niet weten, gaf hij als antwoord, want ik moet in slaap gevallen zijn.

Drie dagen later was er opnieuw telefoon, pal op de middag, toen ik net ging beginnen eten. Ik zei hem dat ook maar hij antwoordde : Geen probleem ! Ik wilde alleen maar verwittigen dat het huis van het mooie kind te huur staat. Smakelijk !

Hopelijk heeft de huisbaas goeie smaak en helpt hij zo een eenzame oude man. Misschien schrijft de huisbaas in zijn contract : Huisdieren en kartonnen dozen verboden.