Geen Eerste Toog zonder Carabouilla

albert-schrever-1

Geraardsbergen, 06/03/2017:  Geboren Geraardsbergenaars  herinneren zich uit hun jeugdjaren dat een gitzwarte man op de Eerste Toog zwarte zoetigheden  in een puntzakje aan de man bracht. Zonder dat we goed  wisten wat dit woord eigenlijk betekende is het ook nu nog bekend als carabouilla… niet alleen in Vlaanderen maar ook in Brussel en Walloni ë. Op grote jaarmarkten zijn het ook vandaag nog kleurlingen die dit snoepgoed slijten.  

Van kindsbeen af stelden we ons vragen over die vreemde zwarte man die jaarlijks tijdens de Eerste Toog in volle stadscentrum plakken zwart snoepgoed met een lepel doormidden brak op een houten plankje en die lekkernijen in witte papieren puntzakjes te koop aanbood. Naarmate we ouder werden verviel onze verwondering over en eigenlijk ook onze schrik voor de vreemde figuur van die grote zwarte man en gingen we ons steeds meer vragen stellen over de benaming en de herkomst van zijn suikerzoet product: die o zo lekkere carabouilla.

Plastische slogans

We legden  onze vraag voor aan de huidige carabouillaverkoper. De man, een kleurling, vertelde ons dat hij zijn beroep had overgenomen van zijn vader die werd geboren in het Congolese Boma maar naar ons land verhuisde eind van de jaren twintig. Nadat  die in Schaarbeek was gehuwd met een blanke deed hij sinds 1928 jaarlijks de Geraardsbergse Eerste Toog  aan om er een product uit zijn geboortestreek te verkopen: carabouilla. Heel vaak prees zijn vader het product aan omdat het wondere, medicinale krachten had: oudere stadsgenoten zullen zich de soms plastische slogans herinneren die de zwarte carabouillaverkoper hanteerde om zijn product hier te slijten. Om niet te choqueren vertrouwen we die tot de verbeelding sprekende rijmpjes liever niet toe aan het papier. Sinds het overlijden van zijn vader komt diens in Schaarbeek geboren zoon hier jaarlijks op de Eerste Toog het product aanbieden dat zijn vader hier lang geleden introduceerde. De vriendelijke man vertelde ons welke ingredi ënten hij, naar het voorbeeld van zijn overleden vader, gebruikt om zijn product samen te stellen maar over de betekenis en de herkomst van het woord carabouilla kon de kleurling ons helaas niets zeggen.

We legden die  etymologische vraag  ook voor aan verscheidene  kloosterzusters die destijds  missioneerden in Congo,   maar ook die moesten ons het antwoord schuldig blijven.

Een streekgenoot die Congolese talen doceert aan de KUL kent het woord evenmin: In het immens grote Congo waren en zijn er immers zoveel verschillende talen en dialecten dat niemand alle daar gangbare woorden kan kennen.

Boma

Intussen waren we wel aan de weet gekomen dat het snoepgoed, dat wij carabouilla noemen, hier reeds lange tijd, ook onder andere namen en tot ver buiten Geraardsbergen, wordt verkocht. Iemand vertelde ons dat zwarten dit product destijds op de trein aan de reizigers te koop gingen aanbieden maar dat ze zich gaandeweg vooral gingen toeleggen op drukke jaarmarkten: de slogans die ze daarbij hanteerden waren niet minder plastisch. Ook leerden we dat het snoepgoed buiten Geraardsbergen  de benamingen Bomabollen, Bollen van Boma of kortweg Boma meekreeg.

Crispin Ndunda, een priester werkzaam in het bisdom Boma, leek  ons de persoon die onze vraag misschien kon beantwoorden. Het woord carabouilla is hem in zijn streektaal niet bekend maar hij sluit niet uit dat het een vervorming is van maracuja, een zoete vrucht (passievrucht) met scherpe smaak waaruit medicinale producten met onder meer digestieve eigenschappen worden vervaardigd.

In 2013 verscheen bij Manteau  de boeiende studie “Congo aan den Yser De 32 Congolese soldaten van het Belgisch leger in de Eerste Wereldoorlog” van de historica Griet Brosens. Uit haar grondig historisch onderzoek blijkt dat minstens drie van de 32 naar ons land uitgeweken Congolezen voor de Eerste Wereldoorlog in Brussel werk vonden als carabouillaverkoper. Volgens Brosens was het de Brusselse bakker Vos die in 1910 de carabouilla op de markt bracht. Simon Lisasi, een Congolees, sloot een deal met de heer Vos en trok sindsdien als eerste Congolese verkoper van carabouilla naar de verschillende markten in Brussel. Tijdens zijn werk riep hij onder meer uit: “carabouilla, carabouilla, jamais malade, jamais mourir… bolle vi de valling, bolle vi den oest. alleman moo leiv. wit en zwet…”

Zonder zeker te weten hoe oud dit woord is en wat het precies betekent  willen we carabouilla vergelijken met andere vreemde woorden  die hetzelfde “kara-” hebben:  karabijn, caracole, karamel, caramba, karavaan en… karabietje.  Etymologie is een boeiende discipline maar ze geeft zelden absolute zekerheden.

 Albert Schrever