Column, Anny Bert: Toen we nog niet wisten wat transgenders zijn

Anny Bert - columns.jpg

Tot morgen ! riepen we nog.

Maar hij was al weg, achter zijn pa aan, sleepvoetend, want hij was nog zo gaarne gebleven. Wat zou je ook willen : drie broederloze tieners die een man van 6 entertainen.

Thuis moest hij zichzelf bezighouden in de kelderkeuken terwijl wij over een tuintje beschikten, een mini lapje grond, noem het eerder een schaamlapje.  

x

Ons moemoe vertelde hem over De Bende van de onzichtbare Hand, een meesterwerk van Felix Timmermans en waar de F é er misschien maar één dag over deed om het verhaal van Gommaarken te schrijven, daar smeerde zij het uit over drie dagen, met een inloop en een surplace. Ze vertelde over het cirkus alsof ze bij Bouglione jarenlang in de trapezen had geslingerd of de olifanten op de knie ën had gekregen. Ze had de heks die kinderen tot vetkaarsjes smolt, persoonlijk gekend en het kind geloofde het allemaal.

Wij echter namen het lichtere werk op ons. We speelden kaart met hem, “om ’t meeste slaan” en we hadden onze grootste concentratie nodig om die 10 weg te werken als we zagen dat hij met een een povere 3 zwaaide. Soms moesten we bij de vrijdagkuis nog een hartendame van onder het tapijt halen. Ook met het dominospel zorgden we ervoor dat hij in een wolk van pril triomfalisme gemakkelijker naar huis wilde.

Tot we op zekere dag in zijn krullenbol Shirley Temple herkenden. Het was voor ons een hoofdje met heel veel potentieel en na heelwat diplomatiek overleg en nog meer beloftes mochten we twee vlechtjes maken met twee grote geruite strikken van elkaar gescheiden. Lachen was taboe net als er een spiegel bijhalen. We lieten het rusten. Later zou zijn vrouw ook ondervinden dat aandringen bij mannen een omgekeerd effect heeft.

We lieten de zaak met de strikken wat bezinken. Enkele bezoeken later echter sloegen we toe, zonder toen al één woord gehoord te hebben over homofiele en lesbische neigingen, transgenders, interseksuele condities en pedofilie. De transitie werd al ingeleid door de vertrouwde ombouw van de krullenbol met de twee strikken maar nu lagen ook de zwarte nylonkousen op zijn fiat te wachten. Eerst voerde mijn zus een act op met een zwarte slang, m ét ladder, die haar voortdurend in haar gezicht wilde aanvallen.

Het kind genoot. Het kind meende dat een zwarte kous enkel kon dienen om een slang voor te stellen. Het kind zei nee toen we hem de kousen wilden aantrekken maar wat later stond hij er, met de kousen aan. Juichen om de gelijkenis met Pippi Langkous mochten we niet wegens te gevaarlijk. Als hij dan later ooit moest kiezen om uit die kast te komen, moesten wij ons nog schuldig voelen. Geleek hij meer op Kabouter Krop, de uitvinder van de sla ? Die moest nog de revue passeren in de vertelsessie van ons moemoe. We hadden nog nooit gehoord over transgenders, kónden dus ook niet spreken over die wissel en Thuis was er nog niet met Franky die Kaat werd.

We zwegen maar en lieten het grote denkwerk over aan het kind zelf. Die kon niet veel denken want hij had te grote moeite om die twee zwarte snaren op te houden. Pakte hij met beide handen naar de linkerkous, dan gleed de rechter op zijn hoge hakken want die waren er ook bij. Geen nood : het roze korset van de mater familias lag al van ’s morgens te wachten op een jonge ingezetene en de jarretellen zouden moeiteloos die opstandige kousen ophouden. Hij leek wel murw geprotesteerd en liet ons maar begaan. Maar toen ook dat keurslijf ontworpen leek voor meer vleselijke inhoud, haalden we er een kussen bij. Was daarvoor dat rijgsnoer op de rug dan niet echt voorzien ?

Het kind leek zich goed te gevoelen in zijn nieuwe gedaante. Hij kon er zelfs zelf om lachen. Hij voelde zich plots de ster. Ons vader behoorde zelfs eventjes tot het publiek maar hij verdween even vlug als hij was opgedaagd. Even later rinkelde de bel van de poort tweemaal : open en dicht en we hoorden ons vader luid zeggen : “Kom maar binnen, meneer den onderpastoor!” Meneer den onderpastoor verscheen niet en het kind verdween, weg, onzichtbaar, in rook opgegaan, wat men in een schrijnwerkerij zeker moet vermijden, en Alain Remue lag nog in zijn wieg met zwarte kousen aan. Roepen, smeken, een crème beloven van bij Michel Profijt, zeggen dat het een leugen was, niets mocht baten. Ze leken hem wel met jarretellen en al van de aardbodem te hebben geschud.

Een uur ging voorbij, hij bleef onvindbaar. Misschien besefte hij als kind dat de kerk toen nog een transitie afkeurde, zondig noemde, tegennatuurlijk en dan word je voor de leeuwen gegooid, zijnde meneer den onderpastoor.

Hij bleef onvindbaar. Anderhalfuur ging voorbij. In stilte oefenden we al ho é we het tragisch nieuws van de verdwijning aan zijn ouders moesten brengen.

Helemaal achteraan in het werkhuis, achter drie grote planken die schuin stonden omdat ze te lang waren, vond mijn vader hem. “Is hij er nog ?” vroeg hij alleen maar.

De volgende morgen daagde hij niet op en kon ons moemoe weer haar korset dragen. Een week later was zijn haar kort geknipt. We spraken nooit meer over het voorval.

Anny Bert