Anny Bert: Non-fictie

Anny Bert - columns

Anny Bert, 08/09/2017 –  Lees je dit ? Lees je dit zelf of laat je het voorlezen ? Goed. Je bent dus geen analfabeet en ik kan dus verderschrijven. Ging jij niet naar de gemeenteschool van Appelterre, naar het atheneum van Denderleeuw of naar “’t gestichte” in Zottegem ?

Ik ging naar Ste.Barbara in Zottegem, samen met Georgette en Margriet en Berenice en Godelieve en Suzanne en Yolande. Bij de nonnekes ! hoor ik jullie zeggen. Noem ze maar nonnen want voor een ganse schare gevleugelden paste geen verkleinwoord en nog minder een troetelnaam. Gedurende mijn kinderjaren meende ik zelfs dat men net als bij Fons die eigenlijk Alfons heette, bij de nonnen de ka- had weggelaten. Sommigen gebruikten inderdaad het groot geschut hoewel daar maar weinig van te horen was, en dat was juist het verraderlijke, die “snipers”.

Maar op het moment dat we moeders hand voor de allereerste keer loslieten daar aan de schoolpoort, beseften we niet goed waaraan we begonnen waren : de Mont Ventoux beklimmen met een autoped.

Gelukkig was daar Zr.Paduane om ons te troosten want sommigen huilden gans de Franse koer bijeen. Weet je niet wat de Franse koer was ? Daar speelden de kindjes van de “Franse school” en omdat daar schoolgeld werd betaald, sprak men ook over de “betaalde school”. De ingang was via de Nieuwstraat terwijl men langs de Trapstraat binnenkwam, juist : op de Vlaamse koer, van de Vlaamse of onbetaalde school. En dan maar emmeren over Zwarte Piet en discriminatie.

Daar wachtte Zr.Gertrude om een volgende generatie groot te brengen met angsten en met schuldgevoelens.

Eigenlijk was zulke zuster “bruto” te taxeren want als we de tarra van haar drielagige verpakking en haar schapulier en haar kap en haar witte hardgesteven golfplaat onder de kin in vermindering brachten, konden we als kind enkel maar raden wat er netto restte. Dat hád puur amusement kunnen worden maar onze zedelijke remmen werkten echt vooroorlogs. Zo ’n denkproces mocht dan ook niet al te diep in die prille hersenen doordringen of we moesten ook dat vergrijp op vrijdag of zaterdag met de klas in de kerk gaan biechten, op één hoop met 7 x gelogen en 12 x ongehoorzaam geweest. Gelukkig konden we de week daarop al eens wat anders door de gaatjes van de biechtstoel in het oor van de pastoor of de pater blazen.  We hadden de fietsbanden van Michel laten leeglopen en hadden hem dagenlang helpen zoeken naar de daders. Welke rechtstermen we bij dergelijke bekentenis gebruikten, weet ik niet meer : sabotage, vandalisme, terrorisme, bandeloosheid ? Of was dat laatste meer een probleem van Michel zelf als hij thuis geen reservetube had ?

We strompelden de biechtstoel in met een zware zondenlast op onze frele schouders, we dartelden naar buiten met 3 weesgegroetjes onder de arm en stevenden dadelijk af op onze boezemvriendin om naast haar ons zieltje te zuiveren. Zr.Gerardine had echter haar buienradar ingeschakeld en was alert, ze wist wat ging gebeuren. Ze pakte ons beet bij onze schabbernak, een lichaamsdeel dat bij latere generaties niet meer tot ontwikkeling is gekomen. Zr. Gerardine echter vond de onze met de ogen dicht, hij begon zelfs al tekenen van sleet te vertonen door veelvuldig gebruik. We werden weinig liefdevol gescheiden en van puur verschieten, lazen we zowaar 4 weesgegroetjes, lang voordat de BTW een begrip was.

Soms ook werd aan onze geestelijke opwaardering gesleuteld in de kapel van het klooster zelf. Het geurde er steeds naar walmende waskaarsen en naar een varkensketel met de schillen van rottende aardappelen.

Zoals werkneemsters van een bordeel hun leven grotendeels liggend doorbrengen, was dat net zo voor mij bij elk bezoek aan de kapel. Ik was amper binnen of ik verloor het bewustzijn en mijn geloof. Voor de rest van de viering mocht ik even buiten de kapel bekomen, daar waar het naast patattenschillen ook naar spruiten rook. Zaligheid troef !

Als het nonnenpark beplant was met eiken als een Zr.Elisabeth, Zr.Loyola, Zr. Berghmans, Zr.Alberta, Zr.Paduane, die een najaarsstorm konden trotseren, dan waren daar toch ook de zilverberkjes als Zr.Crescence en Zr.Virginie, niet groot en XXXS. Moeder Marie echter was een bonzaï.

Wanneer men het vaderschap van een koning kan aanvechten, moet men laattijdig en in extremis nog een rechtsgeding kunnen aanspannen tegen een moeder die zich zomaar die titel toe ëigent. Geen ogenblik voelden we die moeder-kindrelatie. Of jullie wel, meisjes van 70 ? We kregen geen borstvoeding, geen knuffel, geen zakgeld en toch moesten we Moeder Marie zeggen en bij direct aanspreken “Ma Mère”. Waar mon père gebleven was, vroegen we ons niet af ook al hadden we nog nooit gehoord van een proefbuisje. Het buisje had ocharme een speelgoedmodel mogen zijn. Ze was heel klein, heel mager, heel tenger, met een huid die licht eczeem verraadde en ooit precies te heet was gestreken, zonder vochtige persdoek. Ze had een wijsvinger die rechtse neigingen vertoonde, houterig als het stokje van een Magnum. Maar een dreiging was dat vingertje niet want Moeder Marie was een zachte vrouw.

Zelden werden we op het matje geroepen en zo kwam het ook dat een kloosterroeping fictie is gebleven.