Ik ben geen brievenschrijver. Ik schrijf kattebelletjes. En Post-It’s. Rammelende liedjesteksten waar geen muziek op past en gedichten die nergens heen gaan behalve de vuilnisbak. Ik schrijf boodschappen- en Todo-lijstjes. Ik schrijf weinig of geen brieven.
Ik weet wel hoe het werkt. En ik ben zeer sterk in de aanzet. “Beste” is mijn beste en mijn absolute favoriet. Beste Mieke. Beste mevrouw, meneer. Beste Humo. Beste Zelfbouwmarket. Maar nooit of zelden “Liefste”. Of “Teerbeminde”. “Teerbeminde” zal deze week niet lukken trouwens. Mijn paard en harnas zijn in de nieuwkuis. Geen Teerbeminde-brief dus. Laat ik het bij “Liefste” houden. Of “Lief”. Doe maar liever “Lief”.
En ook het eerste deel van het middenstuk is meestal geen probleem. Een grappige intro, een ditje en een datje, een kwinkslag. “Mijn hond heeft een deel van deze brief opgegeten” en ondertussen ook mijn laptop. Dan maar verder met die hand die een beetje onvast is. Schrijven is als praten. In je hoofd ziet het er prachtig uit, op papier overbodige krullen.
Maar bij het tweede deel van het middenstuk stokt het. Er dienen namelijk vragen gesteld die antwoorden verwachten. En er dient romantiek, al zeker met een aanzet als “Liefste” of “Lief”. Er dient geminnekoosd en parfum van rozenblaadjes gesprenkeld. Of hoe ik mezelf al bij de aanzet danig in nesten werk.
Misschien moet jij dat tweede deel schrijven? Immers: een half gelezen brief is een half geleefde liefde. Een half geschreven brief…
Je Eric