Beroemd dubbelportret blijkt Zottegemnaar te zijn

Tot de beroemdste topwerken van de Vlaamse Primitieven behoort een dubbelportret,   in het Engels bekend als “ Portrait of a   stout ( or fat) Man”, vrij vertaald als “Portret van een gezette (of zwaarlijvige) man”.  

Werkelijk uniek aan dit portret is, dat er twee vrijwel identieke exemplaren van bestaan: één hangt in de Gemäldegalerie in Berlijn, het ander exemplaar bevindt zich in het Museo Thyssen-Bornemisza te Madrid. De schilder van deze twee portretten zou de Meester van Fl émalle zijn, waarvan veel kunsthistorici aannemen dat het dezelfde is als Roger Campin (ca 1378 — 1444), één van de bekendste Vlaamse Primitieven en leermeester van o.a. Rogier Van der Weyden. In beide portretten legt Campin, net zoals Van Eyck,   een verbluffend realisme aan de dag, een nieuwigheid waarvoor de 15de-eeuwse Vlaamse schilderkunst zo beroemd geworden is. Zonder meer revolutionair voor die tijd is ook dat het gezicht van de geportretteerde het hele schilderij vult, zonder dat de behoefte aanwezig was hem in de gebruikelijke godsvruchtige positie of met bijvoorbeeld een patroonheilige af te beelden. Het ontbreken van enige aanwijzingen leidde ertoe dat de identiteit van de geportretteerde lang onbekend was in de kunstwereld, tot in 1932 de Gentse hoogleraar George Hulin de Loo op basis van een tekening   in het manuscript Recueil d’Arras tot de vaststelling kwam dat het hier ging om Robrecht van Massemen, heer van o.a. Leeuwergem en Elene.

Deze Robrecht van Massemen was niet de eerste de beste: hij werd tussen 1385 en 1390 geboren als zoon van Walrave van Massemen   en Margriet Tyncke. Hij was een van de belangrijkste edelen aan het Bourgondische hof en maakte een opmerkelijke carrière als militair, ambtenaar en diplomaat in dienst van de hertogen Jan zonder Vrees (1404 -1419) en Filips de Goede (1419 -1467). Tussen juni 1408 en maart 1409 huwt hij met Elizabeth van Leeuwergem, de dame van Leeuwergem en Elene, waardoor hij heer van deze heerlijkheden wordt. Na de dood van zijn vader in 1416 erft hij   Massemen, Westrem en Beerlegem. Tot de erfenis behoorde ook een stenen huis op de Kalandeberg te Gent, waar hij tijdelijk met Elizabeth woonde.   Zijn moederlijk erfdeel bestond uit de heerlijke rechten over Hemelveerdegem. In 1417   is hij één van de Vlaamse legeraanvoerders tijdens de militaire operaties van Jan zonder Vrees in de buurt van Parijs. Hij was aanwezig bij de belegeringen van Mont éreau en Melun in 1420, waar hij gewond geraakte en gevangen genomen werd. Nadat hij vrijgekocht werd, sloeg Filips de Goede hem datzelfde jaar tot ridder. Na talrijke belangrijke diplomatieke missies werd hij in 1425 baljuw van de bossen van Henegouwen en   vanaf 1426 werd hij   kamerheer van de hertog. Hij was één van de 25 edelen die van bij de oprichting te Brugge op 10 januari 1430 opgenomen werden   in de prestigieuze Orde van het Gulden Vlies, wat bewijst dat hij tot de topelite van het Bourgondische rijk behoorde. In mei 1430 deed hij dienst in het Bourgondische leger toen Filips de Goede het beleg sloeg voor Compiègne en Jeanne d’Arc op 23 mei door de Bourgondi ërs gevangen genomen werd. Toen in juni van datzelfde jaar de zogenaamde ‘Naamse oorlog’ tussen de hertog en de Luikenaren uitbrak werd Robrecht met een detachement van 800 soldaten o.l.v. Antoine de Croÿ naar Namen gestuurd. Mogelijk heeft hij een rol gespeeld in de verdediging van het kasteel te Bouvignes, maar in   september 1430 overleed hij, wellicht als gevolg van een ziekte. Filips de Goede schonk zijn weduwe, Elizabeth van Leeuwergem, een jaarlijkse rente van 220 pond   op zijn bezit te Haaltert en te Ninove en hij stelde haar tevens aan als Ninoofse slotvoogdes; ze bleef die functie vervullen tot haar dood na 1459. Inmiddels was zij een tweede maal gehuwd met Hendrik van Langdorp.

Robrecht van Massemen, heer van Leeuwergem en Elene, was dus een van de belangrijkste mensen in het bestuur en de leiding van het Bourgondische rijk, op dat moment de belangrijkste politieke en economische macht van West-Europa. Hij was daardoor welstellend genoeg om samen met zijn vrouw een kasteel   te Leeuwergem te laten bouwen — een dergelijke zomerresidentie paste alleszins bij zijn status. Van dit kasteel is niets meer overgebleven: op het einde van de 16de eeuw was het vervallen als gevolg van de verschrikkelijke burgeroorlog tussen protestanten en katholieken die onze gewesten tussen 1579 en 1585 teisterde. Rond 1625 werden de ruïnes heropgebouwd of gerestaureerd en dit kasteel werd dan in 1762-1770 vervangen door de huidige mooie Lodewijk XV-residentie.

De vraag waarom we hier te maken hebben met het werkelijk uniek gegeven van twee identieke portretten (op een paar details na) werd bij mijn weten nooit beantwoord. Nochtans is er een aannemelijke verklaring voor: met Elizabeth had Robrecht twee dochters, Margareta en Beatrijs. Margareta erfde na de dood van Robrecht het vaderlijk erfdeel met o.a. Massemen. Zij huwde in 1429 Andries de Jauche, heer van Mastaing en werd met haar echtgenoot begraven in de kerk van Brugelette, een dorpje in Henegouwen. De jongste dochter Beatrijs verkreeg   na de dood van haar moeder de rechten over Leeuwergem en Elene. In 1432 huwde zij met Rogier Boetelin II van Heule. Er zijn aanwijzingen dat zij met haar man op het kasteel van Leeuwergem verbleef.   Beide dochters kregen klaarblijkelijk elk een portret van hun vader. Daar hij niet afgebeeld is als   Gulden Vliesridder veronderstellen kunsthistorici dat het portret rond 1420-25 geschilderd werd — dus zo’n 600 jaar geleden.

Ignace De Temmerman

 

  1. Voor de gegevens over Robrecht van Massemen, zie: Balthau, E. Robert de Masmines, seigneur de Masmines, Westrem, Hemelveerdegem, Beerlegem, Lierde-Saint-Martin, Lierde-Sainte-Marie, Parike, Leeuwergem, Elene, in: de Smedt, R. (ed.) Les Chevaliers de l’Ordre de la Toison d’or au XVe siècle. Frankfurt am Main, 2000, 2ème éd., pp.39 — 42. Balthau, E. La famille van Massemen/de Masmines. Aspect sociaux et mat ériels de la   noblesse flamande ca. 1350 — ca. 1450, in: Rencontres de Nivelles-Bruxelles (26 au 29 septembres 1996). Publication du centre europ éen d’ études bourguignonnes (XIVe — XVIe s.) n ° 37, 1997, pp. 173 — 193.   Balthau, E. Robert van Massemen, heer van Massemen, Westrem, Hemelveerdegem, Beerlegem, Sint-Martens-Lierde, Sint-Maria- Lierde, Parike, Leeuwergem, Elene, in: Zottegems Genootschap voor Geschiedenis en Oudheidkunde, VII, 1995, pp. 153 — 158.

Zie ook BUYLAERT, F. Repertorium van de Vlaamse adel (ca. 1350 — ca. 1500). Gent, 2011, p.453.

2. Daar haar moeder, Beatrijs van Vlaanderen, een bastaarddochter was van Lodewijk van Male, was zij in feite een kleindochter van de graaf.

3. Het gaat hier om het kasteel  van CrèvecÅ“ur te  Bouvignes-sur-Meuse, nabij Dinant en niet om Bouvines (Noord-Frankrijk) zoals dikwijls vermeld; er is ook geen aanwijzing dat hij gesneuveld zou zijn.

4. VAN GASSEN, H. Geschiedenis van Ninove. Delen I-II. Ninove, 1948-59. Deel II, pp. 224-225.

5. BUYLAERT, F. p. 467.

6. DE TEMMERMAN, I. Een nieuw licht op de datering van het oudste kasteel van Leeuwergem, in: Handelingen van ZGG, IX, 1989. Pp137-140. Zie ook DE TEMMERMAN, I. en DE WOLF, K. De Het kasteel van  Leeuwergem  : in de voetsporen van Lodewijk XV en madame de Pompadour, Provinciebestuur Oost-Vlaanderen, 2000.

7. VAN DEN BOSSCHE, N. De godsdienstige beroerten van de 16de eeuw te Zottegem, in: Zottegems Genootschap voor Geschiedenis en Oudheidkunde, VII, 1995, pp. 137 — 142.