De magie van het oudste feest … een historische kijk

And so this is Christmas…

Geen enkel feest wordt in de westerse wereld met zo’n resem rituelen geassocieerd als Kerstmis. Denk maar aan de kerststal, de kerstboom, het kerstmaal, de kerststronk, de kerstman, kerstgeschenken, kerstkaarten, kerstliederen, kerstplanten, kerstkransen…   Een aantal van die elementen hebben een oeroude herkomst en het is niet altijd gemakkelijk te verklaren waarom ze vandaag de dag nog present zijn. Want eeuwen vóór Christus’ geboorte kenden de Germanen, de Kelten (of Galli ërs) en de antieke volkeren, die we als onze culturele voorouders kunnen beschouwen, reeds een gelijkaardig ritueel feest.

Kerstmis (=   Christus — mis’) is immers de christelijke versie van de eeuwenoude viering van de winterzonnewende d.i. de langste nacht en de kortste dag. Vanaf dit moment kan men erop rekenen dat de dagen stilaan langer worden, met de belofte van toekomstige vruchtbaarheid en groei. De terugkeer van het licht — zowel astronomisch als spiritueel —   werd traditioneel rond 21 december gevierd, wat aantoont dat de meeste ons bekende oude culturen enige noties hadden van astronomische wetmatigheden.

Allerlei rituelen rond die winterzonnewende hadden voor onze verre voorouders als doel de goden of kosmische krachten die voor de ‘geboorte’ van het licht verantwoordelijk waren op een magische wijze te ondersteunen. Het was een manier om zichzelf in de donkerste periode van het jaar het rustige gevoel te geven dat alles onder controle was. De oude Grieken hielden bijvoorbeeld hun Kronosfeesten en de Romeinen de Saturnalia van 17 tot 24 december; op 25 december werd dan de geboorte gevierd van de onoverwonnen zon, de godheid Sol Invictus en de oude Perzen herdachten   op diezelfde   dag de geboorte van de licht- en zonnegod Mithras terwijl onze voorouders, de Germanen, tijdens de zogenaamde ‘joelfeesten’ twaalf dagen lang met allerlei vuur- en andere rituelen de winterzonnewende als het ware kracht bijzetten door de donkere wintergeesten te verjagen — ‘Jul’ is in het Zweeds, Deens en Noors nog altijd de naam voor Kerstmis.

Nadat het christendom in 313 burgerrecht verkregen had   in het Romeinse rijk, transformeerden de heidense rituelen van de winterzonnewende tot het ons meer vertrouwde Kerstmis, de geboorte van het ‘Licht van de Wereld’, Christus. Aanvankelijk werd die geboorte   in de verschillende streken van het rijk op diverse data herdacht, maar de eerste christelijke keizer, Constantijn de Grote (+ 337), bracht orde in de verwarring en pinde 25 december vast als de offici ële datum van Christus’ geboorte en het concilie van Constantinopel bevestigde die beslissing in 381. Dat men zich bij die datumkeuze liet leiden door het tijdstip van de geboortefeesten voor Sol Invictus en Mithras werd zeker ingegeven door de intentie om de heidense praktijken te christianiseren. Dat 25 december gekozen werd i.p.v. 21 december — de astronomische winterzonnewende — heeft te maken met het gebruik van de Juliaanse kalender, ingesteld door Julius Caesar in 45 voor Chr. Deze kalender is 11 minuten langer dan een astronomisch zonnejaar, zodat hij na vier eeuwen ongeveer 4 dagen vóórliep op de astronomische feiten. In 1582   werd door paus Gregorius XIII de nodige correctie ingevoerd zodat we de huidige   – meer nauwkeurige – kalender kregen (*), maar Kerstmis veranderde niet meer van datum.

Het meest religieuze ritueel rond Kerstmis is — na de middernachtmis —   het opzetten van de kerststal, voor het eerst door Sint-Franciscus van Assisi in 1224 geïntroduceerd met het didactisch doel de (toen veelal analfabete) gelovigen te tonen wat er op kerstdag volgens het evangelieverhaal van Lukas gebeurd was. De kerststal toont meestal een erg stereotiepe voorstelling: Jozef en Maria die Jezus in de kribbe aanbidden met herders, engelen en een os en een ezel. Die twee dieren komen niet voor in het evangelie, maar zijn het gevolg van een leerstelling van de kerkvader Origines (+254), die meende dat er bij de geboorte wel een os en een ezel aanwezig moesten geweest zijn om een zogenaamde ‘voorspelling ‘ van een paar profeten uit het Oude Testament te laten kloppen… .(**) De evangelist Mattheus vermeldt dat Jezus eer bewezen wordt door bezoekers die uit het oosten komen; de Latijnse Vulgaatvertaling gebruikt hiervoor de term ‘magi’ en dit woord kan ‘wijzen’ betekenen, maar ook ‘magi ërs’ of zelfs ‘Perzische priesters/functionarissen’ — maar niet ‘koningen’. Mattheus heeft het ook niet over ‘drie’ magi, maar in de vroege middeleeuwen maakte men er ‘drie koningen’ van, omdat er drie dure (symbolische) geschenken, goud, wierook en mirre, aangeboden werden en die ‘magi’ dus wel rijk en van goede afkomst moesten zijn. Tevens kregen ze ook een gefingeerde naam: Balthasar, Melchior en Gaspar.   De komst van de wijzen betekent het einde van de kersttijd, 12 dagen na 25 december, een even lange periode als de Germaanse joeltijd. In Engeland duidt men 6 januari nog altijd aan als ‘Twelfth Night’. De kerststaltraditie werd later via abdijen, maar vooral onder impuls van de jezuïeten na 1650 tot in de   kleinste parochiekerken en de huizen van de gewone katholieken gebracht.

De kerstboom is dan weer een uitgesproken voorchristelijk element. Bomen waren heilig bij Kelten en Germanen, een verbinding tussen hemel en aarde, tussen goden en mensen. Ze werden bewoond door boomgeesten, die tijdens de winter naar betere oorden vertrokken; alleen bomen als den en spar bleven groen en dus spiritueel intact. Tijdens de joelfeesten werden ze dan ook versierd met vruchten zoals appels en noten die een verhoopte opstanding van de winterse natuur symboliseerden. In de 16 -17de eeuw werden er in Bohemen glazen bollen (appels?) geblazen, die de magische kracht hadden om de boze winterse geesten te verjagen;   zij waren de eerste vormen van de kerstbal. De oude traditie van de versierde joelboom werd door Maarten Luther (+1546) en zijn omgeving van zijn heidense lading ontdaan door te stellen dat de boom het symbool was van Christus, zeker wanneer er kaarsen in of rond de spar ontstoken werden als ‘het licht van de wereld’. De lutherse versierde kerstboom was tot het midden van de 19de eeuw eigenlijk alleen een verschijnsel bij onze oosterbuur, maar toen de Duitser Albert van Saksen-Coburg (een neef van onze Leopold I)   in 1840 met Queen Victoria van Groot-Brittanni ë trouwde, nam hij die traditie mee en via het Britse hof verspreidde de opgetuigde kerstboom zich snel, niet alleen in het Verenigd Koninkrijk (en zijn kolonies), maar ook in Europa en verder tot in Amerika, waar in 1882 de eerste elektrische lampjes in de boom gehangen werden, als alternatief voor kaarsen.

Ook het kerstmaal en de geschenken hebben hun wortels in   een oeroud ritueel. De Germanen vierden de winterzonnewende met een overvloed aan spijzen en drank, om de wintergeesten te bewijzen dat de   komende wintermaanden hen niet konden deren. In dezelfde sfeer werden geschenken uitgewisseld   – dit deden de Romeinen trouwens ook — en de Germaanse oppergod Odin of Wodan (die een lange witte baard en een magische speer/staf had) bracht stiekem snoep aan de kinderen; hij reed daarvoor op zijn schimmel Sleipnir en werd geholpen door Huginn en Muginn, twee raven die de wereld afspeurden en bijhielden wat verkeerd ging en wat ok é was. Die heidense traditie werd al in de middeleeuwen gechristianiseerd tot onze Sinterklaas. Nederlandse emigranten en handelaars namen de goedheiligman mee naar Amerika want de heilige Nicolaas, bisschop van Myra (+ 342 of 352), die model stond voor de Sint en zijn feestdag had op 6 december,   was ook de schutpatroon van de zeelui én van Nieuw-Amsterdam, zoals New York heette vóór de Britten het veroverden in 1664.   Omdat puriteinse (= fundamentalistische) protestanten in Amerika niets wilden weten van een katholieke heilige, werd in de 19de eeuw als alternatief de figuur van de kerstman kunstmatig gecre ëerd en gepropageerd door een paar populaire verhalen, o.a. van Washington Irvin. Santa Claus rookt een Hollandse pijp, is totaal a-religieus, is Amerikaans dik, rijdt met rendieren rond in een slee en komt soms even zelfgenoegzaam over als Trump. Hij woont in het verre noorden, heeft geen helpers en hij brengt speelgoed aan alle kindjes en niet alleen aan de brave. Santa Claus dient al 90 jaar lang intens de commercie van Coca-Cola.

Sommige rituelen zijn echt verbazingwekkend en moeilijk te verklaren. Neem nu bijvoorbeeld de boomstronk als typisch kerstgebak. Bij de Germanen sleepten jonge mensen tijdens de joelfeesten een oude, verdroogde boomstronk doorheen het dorp om bij elke boerderij de bewoners toe te laten met een bijl in de stronk te houwen en zo de wintergeesten te verjagen. Daarbij kregen de jongeren zoet gebak en drank aangeboden. Later werd de stronk in het vuur gegooid tijdens een dorpsfeest (te vergelijken met het ritueel van onze gezamenlijke kerstboomverbranding van de laatste decennia?). Is het toeval dat h ét kerstgebak bij uitstek in onze tijd de ‘kerstbûche’ is? En dat — buiten coronatijden — in sommige Limburgse en Duitse streken kinderen een (dorps)rondgang houden om wat snoep te verzamelen?

Dan zijn er nog vrij recente kerstrituelen, zoals het schrijven van kaarten en het cultiveren van al dan niet religieuze kerstliedjes. De eerste bekende kerstliederen dateren uit de 17de eeuw en hadden een religieus-didactisch doel. ‘Nu zijt wellekome’, uit een liedboek van 1638, is vermoedelijk het oudste Nederlandstalige voorbeeld. Kerstkaarten zijn een Amerikaanse uitvinding: de drukker Louis Prang uit Boston was de eerste om de kerstkaart te commercialiseren in 1874, waarna de globale veroveringstocht volgde. De motieven op de kaarten zijn al generaties lang dezelfde: sneeuwlandschappen, kerststallen en -bomen, stemmingsbeelden en — merkwaardig genoeg   — het roodborstje. Dit heeft te maken met ‘robin’,   het Engelse woord voor het vogeltje, maar ook met de bijnaam die de Engelsen in de 19de eeuw aan de postbode gaven omdat hij toen een rood uniform droeg en de kerstkaarten bestelde.

De wereldwijde populariteit van de kerstmisnovelle ‘A Christmas Carol’ van Charles Dickens (+1870), de kerstkaarten met hun besneeuwde landschappen en een paar Amerikaanse wereldhits zoals   ‘ White Christmas’   door Bing Crosby (1947) of ‘Jingle Bells’ door o.a. Frank Sinatra (1948) gaven de romantici het idee dat er op een ‘echte’ kerstdag sneeuw moet liggen. Nochtans zijn witte kerstdagen in ons land vrij zeldzaam, zeker als je ze omschrijft als een aaneengesloten sneeuwtapijt gedurende één dag en dit over het ganse land. Volgens gegevens van het KMI gebeurde dat in de vorige eeuw 7 keer, met als hoogtepunt 17 cm sneeuw   in 1964. (***) In onze eeuw hadden we 3 cm sneeuw te Ukkel in 2009, maar na de middag was die grotendeels gesmolten. In 2010 was het w él raak met een sneeuwval van 1 à 5 cm in West-Vlaanderen tot 35 cm en meer in Limburg en de Ardennen, met heel wat romantische verkeersellende tot gevolg… .

Vandaag de dag is Kerstmis ge ëvolueerd tot h ét familiefeest bij uitstek, waarbij het verlangen naar solidariteit, samenhorigheid, warmte, genegenheid, licht en vrede de boventoon voert, de hedendaagse vertaling van de spirituele en religieuze behoeften die mensen altijd weer tot uitdrukking gebracht hebben in hun oeroude rituelen.

Zalig kerstfeest! Er is licht in de verte, volgend jaar komt het ongetwijfeld goed.

Ignace De Temmerman

(*) De correctie bestond erin dat de Gregoriaanse kalender 3 schrikkeldagen per 400 jaar laat vallen. De jaren deelbaar door 100 zijn geen schrikkeljaren, tenzij ze deelbaar zijn door 400. 1900 was bijvoorbeeld geen schrikkeljaar, 2000 wel. De afwijking van de huidige kalender tegenover het zonnejaar is op die manier herleid tot ongeveer 8 uur per 1000 jaar.

(**) Die zogenaamde voorspellingen waarop Origines zich baseerde zijn Isaiah 1:3 ‘Een os kent zijn eigenaar, een ezel de krib van zijn meester, maar Isra ël weet van niets’ en Habakuk 2:3: ‘Tussen   twee dieren wordt U gekend’.

(***) Het KMI omschrijft een ‘witte kerstdag’   officieel als minimum 1 cm sneeuw   op 25 december om 8 uur ‘s ochtends te Ukkel en het sneeuwdek moet gesloten zijn. Wat er later op de dag gebeurt, heeft geen belang. Dit betekent dat er officieel een ‘witte kerst’ kan zijn in Ukkel maar niet in bijvoorbeeld Zottegem   … . Ook als je die omschrijving neemt zijn er maar 9 ‘witte kerstdagen’ geweest in de 20ste eeuw, namelijk in 1906, 1913, 1917,1918, 1923, 1938, 1950, 1964,1986.