
In 1845 heerst hongersnood door de compleet mislukte aardappeloogst. De Oosterzelenaars nemen, zoals in de jaren 1586 – 1595 toen de helft van de inwoners stierf aan de pest (van de 1.165 overleefden amper 500 inwoners de epidemie), alweer hun toevlucht tot de heilige Rochus. Na de ellende wordt een omhaling gehouden. Met de opbrengst van 150 frank worden een zilveren kroon, staf en pelgrimstas gekocht. In de pelgrimsstaf staat een Latijnse tekst: vertaald: ‘Het heiligenbeeld, door beeldstormers tijdens de Franse bezetting geroofd, in ere hersteld 21 september 1845’. De Broederschap van de heilige Rochus werd gesticht in 1641. Aanplakbrieven kondigen de oprichting aan, het gaat gepaard met feestelijkheden. De kerkmeester vermeldt hoeveel hij betaald heeft voor ‘…eenighe cronighe op de voorseyde instellinghe…’. Hij noteert 1 pond 11 schellingen die hij ontvangen heeft van de ‘…broeders ende suster die haeren naemen hebben laeten inschrijven’ op de Sint-Rochusdag.
De Broederschap wordt voor de tweede maal heropgericht op 25 juni 1834. In een schrijven legt monseigneur J.F. Van de Velde, bisschop van Gent, de statuten vast. We lezen onder meer: ‘…alle confreers’ zijn aanwezig op de begrafenis van en in de Requiem-mis voor een overleden lid en zullen zich ten alle tijde onthouden van alle ‘buytensporigheden’.
In 1875 krijgt het genootschap een vlag, vervaardigd door de Zusters van het Crombeen uit Gent. Met veel vertoon werden op zondag 20 augustus 1882 een processie en bisschoppelijke bedevaart gehouden. Vijf muziekharmonieën, 25 verenigingen, en een massa mensen afkomstig uit 22 gemeenten nemen aan de bedevaart deel. De stoet, die de Rochusommegang volgde, werd beëindigd op het Dorp in aanwezigheid van de bisschop van Gent en monseigneur de Battice, bisschop van Pella (Griekenland).
Bedengang
