Anny Bert: We reisden om … te kopen

Anny Bert - columns

Anny Bert, 06/10/2017 –  Wekenlang speelde ik “Eine kleine Nachtmusik” bij het ontbijt, “Elvira Madigan” tussen soep en puree en “De Toverfluit” voor het slapengaan en dat alles om me voor te bereiden op mijn eigen Salzburger Woche.

 De muziek was verstomd, mijn wekkerradio die nachtelijke morgen ook en nog maar eens op een onmenselijk uur vertrokken we vóór het belastingkantoor naar, juist, Salzburg.

En, vroeg mijn buurvrouw later, wat ben je eigenlijk in Salzburg gaan doen ?

Zalf kopen, dacht ik, maar dat zei ik echt niet. Je laat je niet uren dooreenschudden op een bus als thuis, op loopafstand in het centrum, twee witte dames achter een apotheektoog je Vlaams begroeten en helpen, en niet met Grüss Gott.

Je kan er heen om het prachtige Mirabell te bezoeken, zei ik haar, en dat had niets te maken met de heerlijke

confituur van tante Victoire. Je kan de Domkerk bezoeken met maar eventjes 5 orgels of het geboortehuis van Mozart, helemaal terug in de tijd, ingebed tussen H&M en Zara en Mango. Je kan je neus platdrukken tegen de winkelruit van Fürst waar men de echte, de zilveren Mozartkugeln verkoopt.

Dat zei ik allemaal. Van de zalf zei  ik niets. Ik wilde zeker niet  dat belastingambtenaren en hun vrienden, want die waren er ook naast de vele vijanden, zouden doorgaan voor mensen zonder cultuur, zonder intellect. En die herseninhoud wilden enkele mannen beschermen, toen ze tot de aankoop overgingen van een hoed, de grootste maat nog wel.

Eentje had een kalender van 1853 geraadpleegd toen september nog een lentemaand was en hij kocht zich warempel een strohoedje. We lieten hem in de waan want hij kon in oktober en november nog chrysanten kweken in het ding. Monique herinnerde zich plots hoe erg haar hoofd vorige winter leed onder de kou, hoe haar kapsel de egelstructuur aannam en haar oren aan The Strangers en hun “Blauwe geschelpte” deden denken. En ze kocht zich ook een hoed. Eventjes waren we haar kwijt : jeugdwerk van Dalí   “Romp met hoed”…Eventjes maar, zei ik, want meteen klonk vanonder de rand “Hij is te groot!”. Wij wisten het al eerder.

In Salzburg sloeg de koopwoede pas echt toe. Hoewel ons bestaan zich daar volledig onder de paraplu voltrok, kreeg iemand toch een standje met potjes in het vizier. Was het Germaine ? Was het Jaklien ? Het had ook Bernice kunnen zijn, een kenner alleszins, een gekwelde, iemand met krakende botten en piepende scharnieren. Meteen verplaatsten 20 geïnteresseerden zich naar de overkant, naar de potten met zalf   gewonnen uit marmotjes. Vraag me nu echter niet wààr die marmotjes precies hun wondersmeersel opsloegen : onder hun pels ? tussen hun poten ? boven of onder hun exit ? Het bleek alleszins een wondermiddel te zijn. De voorzitter had het goedje ooit aan zijn pijnlijke pols gewreven en sindsdien kon hij Arabisch schrijven. Misschien wachtte hem een bijjob bij Al Jazeera. Etienne had het nooit eerder gekund maar sinds hij marmottenzalf aan zijn kuiten smeerde, fietste hij achteruit als geen ander. Hij gaf Eddy Merckx ooit het nakijken op de Ventoux. Christiane wreef ooit de marmottenzalf aan haar oren en sindsdien zag ze veel beter.

Zou je het verkeer in hartje Salzburg dan niet stilleggen om in groep aan de overkant oog in oog met de zalf te geraken ?

Toen we een paar dagen later Linz bezochten, kwam een franstalige Oostenrijkse gids ons tegemoet. Ons viel zijn tirolerjasje op. Ons viel ook zijn typische hoed met verfkwast op. Ons viel eveneens zijn paraplu op die hij als verlengstuk van zijn wijsvinger gebruikte. Maar ons viel vooral het gemummificeerde marmotje op tussen bovenlip en neus. Het had niet geleden, was een natuurlijke dood gestorven en gelukkig in goed gezelschap terechtgekomen.

Onze fantasie dwaalde echter direct af naar de kopers van de zalf eerder die week.

Als die nu eens, na veelvuldig gebruik van de zalf, ook zulke beharing boven de mond vaststelden ? Voor gesnorde en baardige medereizigers was dat niet direct alarmerend, daar had een ander exemplaar uit het dierenrijk al asiel gevonden. Maar wat met de vrouwen ? We hadden het moeilijk toen we Jeanine zagen. Onder haar neus droeg ze een Stalinmodel maar dan in heel donkere uitvoering, een kleur die helemaal niet paste bij haar blonde lokken. We maakten ons al meteen zorgen. Wat als de kok van Krichenwirt voor die avond spaghetti serveerde met heel lange slierten ? Moesten we dan de andere kant opkijken en doen alsof die slinger er niet was ? Of moesten we meteen tot de aanval overgaan en de sliert van tussen haar marmotje peuteren ?

Om onze ziekelijke geest wat rust te gunnen, draaiden we het hoofd helemaal naar links en daar stond Linda, met een statief, een camera en met de snor van Julien Vrebos. Naast haar knipoogde Williane naar ons. Haar gezicht scheen middendoor gesneden door een model Bert Kruismans.

Plots hield de Oostenrijkse man met zijn Franse uitleg op. Tegelijk verdween ook de beharing. Zó krachtig was de marmottenzalf dan ook weer niet.