Column: Wat zochten de inbrekers? (4) Gastcolumn Stefaan Desmet – laatste deel


Maanden na de feiten weet ik nog altijd niet waarom inbrekers op Beloken Pasen onze woning ondersteboven haalden. Onlangs polste iemand of ik soms toevallig over een object van uitzonderlijke waarde beschikte. Ach ja, ik zal het hier maar bekennen, inderdaad dat had ik in huis.
Jaren geleden deed ik d é belegging van mijn leven. Niet in tulpenbollen of in bitcoins, ook niet in aandelen van Lernout & Hauspie en zelfs niet van de Groep Brussel Lambert. Ik zou niet graag van pure armoe gaan bijklussen in de Nationale Bank.
Waarin dan wel? Kunstwerken? Raceauto’s? Antiek? Driewerf neen, stop maar met die blinde gokken, ik was de trotse eigenaar van een flesje water. Water, ja, en haal die grijns van uw edel gelaat. Friesland, 1997! Is er al een schrandere geest bij wie er een lichtje gaat branden? De Elfstedentocht? Duizenden Nederlanders die over de Friese kanalen schaatsen met een verbetenheid alsof men gratis vaten schenkt in Leeuwarden.
In 1997 vond de laatste Elfstedentocht plaats. De voorlopig laatste zou een Pietje Precies opmerken, die de voorbije tien jaar wellicht zonder internet op een onbewoond eiland heeft doorgebracht. Nog nooit gehoord over de opwarming van de aarde, nee? Enkele maanden na die allerlaatste heroïsche tocht heb ik smeltwater gekocht van het ijs waarover Hendrik Cornelis Angenent zegevierend had geschaatst. Dat water ruikt zelfs naar Henkies lijfgeur, daar heb ik geen DNA-test voor nodig.
Met elke winter zonder de vereiste vrieskou stijgt dat flesje smeltwater in waarde en als de fiere Friezen over twintig jaar tussen de palm- en de olijfbomen hun eerste Grand Cru van eigen wijndruiven ontkurken, tel ik met beide handen mijn winst uit. Wie spreekt daar nog over een bekende miljardair en zijn lucratieve wonderzalfjes?
En nu komt het meest ongeloofwaardige van dit hele verhaal, en dat wil wat zeggen, de inbrekers hebben dat flesje onaangeroerd gelaten. Waren het dan economische nitwits?
Ik blijf echter naarstig verder speuren. Het is inmiddels trouwens reeds oktober, maand van de vallende bladeren, de gepofte kastanjes en, o ja, ook van de nieuwe boeken.
Epiloog: eindelijk heb ik dan toch achterhaald wat de inbrekers zochten. Ik werd net niet wanhopig! Nee, het betreft geen verkiezingsdrukwerk, en evenmin een winnend lot van de tombola van Zuid-Oost-Vlaanderen, maar wel het manuscript van mijn boek. Wat een geluk dat ze dat niet hebben aangetroffen! Zo kan iedereen vanaf nu mijn roman ‘De tovenaar van half negen’ aanschaffen. Zou dát dan immanente gerechtigheid zijn?