Dagboek van Aloïs, 2 jaar oud (I)

Maandag

Enige ervaring met dagboeken schrijven heb ik niet. Wat zou je willen, ik ben nog steeds aan het bekomen van mijn geboorte. Ik had me nooit kunnen voorstellen dat daar toch zoveel kwam bij kijken. Ik blijf het tot mijn 18e  horen : Persen ! Persen ! Pers maar eens heel goed ! En ik me maar opspannen en strekken om binnen te kunnen blijven…

Toen ik er eindelijk uitgeraakte, was er die herrie rond dat doorknippen van mijn startkabel : ging mijn mama het doen, of toch niet, mijn papa moest dat doen. Uiteindelijk hielden ze mekaars hand vast om samen te knippen. Ik heb de ganse nacht gehuild omdat ik tot mezelf sprak : Aloïs, jongen, nu sta je er alleen voor !

Dag

Als je nog 2 moet worden, ken je de namen van de dagen niet. Dat moeten ze me dringend in de crèse eens leren. Nog zo iets : je brult het huis overhoop omdat je tanden krijgt, die staan er dan, je krijgt applaus als je tussen die tanden al zus en Sien en saus kan sissen en dan mag je niet crèse zeggen.

Dag

Elke dag opnieuw ondervind ik hoe groot het geduld van mijn mama wel is. Dat heeft ze geoefend op Banjo, de poes, toen ik nog binnen zat. Nee, Banjo, niet aan het behang krabben ! Blijf van die stoelen, Banjo, en kom naar beneden uit die nieuwe gordijnen !

Toen ik nog jonger was en nog in mijn wieg sliep, kroop Banjo dikwijls bij mij. De geur van een poes die net uit de tuin kwam en aan poten en poep nog een restje drol meebracht, vond ik niet leuk. Maar leg dat maar eens uit als je 3 maanden oud bent.

Ik vond dat je niet vroeg genoeg kon beginnen met je ouders voor de gek te houden. Ik wachtte met mijn eigen kakje tot mama kwam, zich over de wieg boog, enkele keren diep snoof , me optilde en dan heel lief zei : Maar Aloïske toch, kom gauw, ik ga je niet laten liggen met een dikke kakbroek ! Ik belandde op het pamperkussen en wat later weerklonk : Vuile Banjo, maak dat je buiten bent !

Lachen kan ik al maar uitlachen moeten ze me dringend eens leren…

Zondag

Ik word wakker in een veel te grote wieg en ik mis mijn knuffel. Het is klaar en de zon schijnt naar binnen. Ik mis de duisternis van mijn eigen kamertje en mijn knuffel maar in ruil zie ik naast mij mijn mama met een Zorromasker op en rechts van mij de stoppelbaard van papa. Wat doen grote mensen toch raar. Die dag gaan we na de middag meestal wandelen en soms slaan we af naar de boerderij. Daar komen enkele grote Banjo’s op me af, sommige hebben witte krulletjes en ik voel me zo blij dat die bij hen groeien en niet bij mij. Ze blaten en ik heb zin om luid te huilen maar dan blaten ze misschien nog luider. Er komt nog een andere soort Banjo’s naar me toe, wippend, met een paardenstaart op hun kin en iets tussen de poten dat bengelt maar geen geluid voortbrengt en wat ik ook bij Banjo niet vind. Ben ik blij dat ik geen ganse dag gras moet eten !…

Woensdag

Die dag ken ik al want dan moet ik niet naar de crèse, dan is Bobo er in de voormiddag en na de middag is mama er terug. Bobo is een schat, wel spijtig van die naam Bobo. Mama wilde dat ik haar bobonne noemde maar met een zilveren kleefbroek en roze mèsen in het haar en een schilderij op elke arm, klopt daar iets niet als je bobonne heet.

Op woensdag maakt Bobo altijd spaghetti, zonder rode paprika want dat wil mama niet. Voor mijn maagje, zegt ze. Maar eigenlijk houdt zijzelf niet van die smaak. Bobo trekt er zich niets van aan, gebruikt toch rode paprika maar steekt het afval in haar sacos, bij haar sigaretten. Iedereen content ! Ook mag ik van Bobo met mijn handjes eten. Ze brengt een versleten handdoek mee om alle sporen uit te wissen en draagt die ook ongezien weer mee naar huis. Haar laatste vriend wast de handdoek wel uit. Heerlijk is dat, zo ’n spaghettidraad rond je duim draaien en smullen maar. Merci Bobo. Tot woensdag !

Vrijdag

Intussen ken ik alweer een dag meer en ik moet van mezelf toegeven : ik leer heel vlug bij.

Schat ! de pampers zijn bijna op. We moeten er vrijdag meebrengen.

Schrijf daar voor vrijdag ook eens bananen op het bord en een bakje frambozen, want dat heeft Aloïske zo gaarne. En zijn suikervrije koekjes mogen we vrijdag ook niet vergeten.

Ik heb zo een heel klein beetje het gevoel dat ze enkel en alleen voor mij boodschappen gaan doen. Zijn die niet bezig met van mij een dikke egoïst te maken ?

Blij met die uitstap op vrijdag ben ik zeker niet, oh nee ! Op vrijdag zit ik niet naast mijn luiertas in de bakfiets naar de crèse, maar dan snoeren ze me stevig vast in mijn autostoel. Ziezo, zeggen ze dan en nu kan je lekker naar buiten kijken !

Heerlijk ! Heerlijk ! Al wat ik zie, is de zwarte rand van het achterportier en die twee ruggen voor mij, als ik zelfs dat nog zie want papa is erg bezorgd dat ik geen tocht krijg op mijn oogjes en trekt mijn muts laag genoeg, tot onder mijn neus.

En als ze dan eindelijk vertrekken, zorgt mama dan nog eerst voor zachte muziek : Radio Klara !!! Voor mij mag het gerust loeiharde techno    zijn …

En of dat nog niet genoeg is voor een vrijdag, installeert men me daar in Delhaize in een pijnlijke winkelkar met de grootste doos Pampers tussen mijn knietjes, de grootste doos waspoeder onder mijn linkerarm en voor mijn voeten 6 flessen rode wijn. Nog maar goed dat ze het bord met het boodschappenlijstje in de keuken vergeten hebben en dat achter mijn rug duwen. Had ook gekund.