Vervolgverhaal: Het leven van Sjareltje (deel 5/12)

0-2122

Nieuw te lezen op De Beiaard Online, het vervolgverhaal ‘Het leven van Sjareltje Van Gansberge’. Geschreven door Zottegemnaar Mike Vanderroost. Vandaag het vijfde van twaalf delen.

Eerde delen gemist?  Klik op onderstaande links en je bent weer helemaal mee!

Deel 1/12  —  Deel 2/12  —  Deel 3/12 –  Deel 4/12

Een overweldigende gebeurtenis in Sjareltje’s dertiende levensjaar zou het verdere verloop van zijn leven bepalen. Het begon allemaal toen zijn moeder Josephine hem in de zomer een weekje op vakantie stuurde bij Tonton Phiphi, Josephine’s oom. Tonton Phiphi woonde in het noorden van Frankrijk in een huis aan de rand van het dorpje Les Petits Bâtards. Tonton Phiphi was een opgeschoten, magere man van middelbare leeftijd die de kost verdiende met het organiseren van cursussen woedebeheersing voor mensen met een kort lontje. Hij was getrouwd met tante Fifi, een kleine, gezette dame met een bril die op haar eentje verantwoordelijk was voor de helft van de jaarlijkse omzet van de koekjesfabriek Lotus. Mijn god, wat was tante Fifi toch verlekkerd op koekjes! Ze at ze de hele dag door, soms drie verschillende soorten tegelijkertijd, tot haar mond propvol zat en de kruimels langs haar mondhoeken op de grond vielen. Telkens wanneer Tonton Phiphi dit opmerkte, dwong hij tante Fifi om op handen en knie ën de kruimels van de grond te eten en vervolgens te blaffen als een hondje. Tonton Phiphi streelde dan haar hoofd en gaf haar als beloning nog een koekje. Tonton Phiphi tevreden, tante Fifi tevreden, iedereen tevreden.

De eerste dagen van Sjareltje’s verblijf bij Phiphi en Fifi verliepen bijzonder liefdevol. Het paar liet een vriendelijke indruk na en ontfermde zich met de grootste zorg over Sjareltje, als ware het hun eigen zoon. Op een nacht brak echter de hel los voor Sjareltje toen Phiphi en Fifi het slachtoffer werden van een gewelddadige inbraak. De inbreker in kwestie was Joep Slotendijk, een excentrieke Nederlander die ontsnapt was uit de psychiatrie en rondzwierf in Noord-Frankrijk. Joep drong het huis van Phiphi en Fifi binnen via de achterdeur. Hij sloop geruisloos de trap op en begaf zich eerst naar de kamer waar Sjareltje rustig lag te slapen. In ogenschijnlijk één beweging sleurde hij Sjareltje uit bed, plakte zijn mond dicht met plakband en boeide zijn handen achter zijn rug. Daarna wandelde hij samen met Sjareltje naar de kamer van Phiphi en Fifi. Hij beukte de deur open met zijn voet en riep “Rise and shine, happy people! It’s a beautiful day!” Onder dwang van een neppistool gebood hij tante Fifi om Tonton Phiphi te knevelen en de mond te snoeren. Vervolgens deed Joep hetzelfde bij tante Fifi. Tenslotte beval hij het drietal aan om de trap af te dalen en zich naar de woonkamer te begeven.

Sjareltje, Phiphi en Fifi zaten naast elkaar op de driezitsbank in de woonkamer, in hun pyjama, bevend en snikkend. Joep zat, omgekeerd op een stoel ,voor hen en keek hen met een angstaanjagende blik aan. “Zo. Hartstikke gezellig h é? Enige wat nog ontbreekt is een muziekje!” zei Joep. Hij haalde een cd uit zijn binnenzak, stak deze in een cd-speler die op een kast stond in de woonkamer en draaide de volumeknop helemaal open. Door de luidsprekers galmde ineens loeiharde sinterklaasmuziek. Joep ging opnieuw op zijn stoel zitten en begon enthousiast mee te zingen met de vrolijke liederen. Sjareltje, Phiphi en Fifi keken elkaar met hoog opgetrokken wenkbrauwen aan, zich afvragend waar ze aan toe waren.

“Voor jullie kijken!” riep Joep. Hij sprong van zijn stoel en begon zich theatraal voort te bewegen in de woonkamer, op de maat van de muziek. Hij gooide hij alles wat losstond aan diggelen tegen de muren en op de grond. Een tiental minuten later was hij uitgeraasd. Hij verminderde het volume van de muziek en ging gehurkt voor Sjareltje zitten.

“En, kleine man, ben jij een Sinterklaas kapoentje?” vroeg Joep met een zachte, diepe stem. Sjareltje bleef recht voor zich uitkijken en durfde niet te knipperen met de ogen. “Of je godverdomme een Sinterklaas kapoentje bent?!” riep Joep ge ëxciteerd. Sjareltje knikte voorzichtig. De tranen rolden over zijn wangen.

“Je hoeft niet te wenen, jongeman. Ik zal jou en die twee volslagen schlemielen naast jou geen verder leed meer berokkenen. Weet je wat het is en altijd zal zijn met deze wereld? Ieder voor zich en niets voor een ander. Iedereen doet maar wat, zonder na te denken, zonder zich vragen te stellen en zonder ook maar enig besef van de alternatieven. Iedereen neemt vrede met zingeving die niet bestaat. Iedereen leeft al dan niet bewust met oogkleppen aan, uit pure gemakzucht of uit angst voor het onbekende en het onbestaande. Diepgewortelde verlangens en ongebreidelde fantasie ën worden in de kiem gesmoord. Er is amper ruimte voor verbazing en ontdekking en als die er al is, wordt ze vaak op brutale wijze vervangen door routine en sleur. Het kind wordt uit de mens geperst en wat overblijft is een lege, bekrompen ziel. Beloof mij, jongeman, dat je de mensen en de wereld altijd met een open en vrije geest zal aanschouwen. Beloof mij dat je je niet zal laten verleiden door de platgetreden paden. Beloof mij dat je ver weg zal blijven van kleingeestigheid en kleinburgerlijkheid, ook als ze jou rechtstreeks treffen. Beloof mij dat je je uiterste best zal doen om niet te worden zoals iedereen.” orakelde Joep. Hij bevrijdde Sjareltje uit zijn hachelijke situatie en verdween als een dief in de nacht.