Anny Bert: Ik beken. Of de getuigenissen van een bekeerlinge.

Anny Bert - columns

Anny Bert, 09/03/2018 –  Er zijn van die voorvallen, voorvalletjes soms, in je leven die je niet historisch kan noemen. En toch vond je het toen beter het voor jou en voor jou alleen te houden. Je klasseerde ze ooit in je map Wistjedatjes maar niemand kreeg inzage. Bij deze sla ik de map open !

Omdat mijn vader na de paus en een resem kardinalen een van de hoogste kerkelijke functies bekleedde, kwam de onderpastoor bij ons dikwijls langs. Mijn vader was namelijk voorzitter van de Genootschap van Onze-Lieve-Vrouw-van Lourdes. Het hele bestuur, wel 4 leden, anders was een avondje kaarten uitgesloten, kwam regelmatig bijeen en jaarlijks organiseerden ze een busreis. Het eerste jaar was dat naar Lourdes, nee, niet op de bergen : de streek van Gent met Oostakker houdt het op vlak. Het jaar daarop ging het naar Lourdes, nog steeds niet op de bergen, en ook zo de volgende jaren maar telkens combineerden ze dat met het bezoek aan een of andere bezienswaardigheid in het Vlaamse land.

Omdat mijn zus chiroleidster was, gebeurde het ook regelmatig dat de onderpastoor even binnensprong om een misviering of het jaarlijks kamp te bespreken.

Maar het kon evengoed om mijn vader te vragen wat te ondernemen tegen het doorgaand verkeer van vliegen door de vele gaten in het gaas van zijn vleeskaske, de voorloper van de koelkast. Hij hield niet van die smaak van een basse-côte waarop een gezin bromvliegen de Eierworp van Kruishoutem kleinschalig was komen nabootsen.

Het regende een beetje. Hij was er altijd met de fiets en toen hij neerzat, schudde hij de lange rok van de soutane wat heen en weer om het vocht kwijt te spelen. Was dat schuddend gebaar een uitnodiging voor Etienne, onze kater met kroonjuwelen van een berggeit, om aan een rituele liefdesverklaring te beginnen ?

Etienne had vlug door dat de omtrek van een   zwarte rok ruimer was en meer mogelijkheden bood dan een paar mannenbenen in een broek. Hij draaide en keerde maar en de onderpastoor strekte zelfs de arm om kopjes te krijgen. Hij vond de kater zulk lief beest, en geen beetje “vreemd”zei hij.

Toen de priester het charmeoffensief even staakte om mijn vader het probleem met het slot van het chirolokaal uit te leggen, zagen ons moemoe en ikzelf hoe Etienne zich omkeerde en in een boog, een triomfboog, sproeide tegen de soutane. Het waren niet enkele druppeltjes maar het leek wel de apotheose van een spaaractie van Etienne en van Achille, de kater uit het Volkshuis. Moeder en dochter zwegen. De onderpastoor vertrok met welriekende panden.

Zijn huishoudster zal gedacht hebben : ik moet Roger Vangheluwe op de hoogte brengen van de uiterst wereldse geurtjes waarmee de eerwaarde naar huis is gekomen uit de Nieuwstraat.

Nu, meer dan een halve eeuw later, is de tijd gekomen om te zeggen : ik beken.

Zo beken ik ook dat wij het waren : Godelieve en Odette en Nicole en Monique en Ghislaine en Nelly en Erna en ikzelf, de laatstejaars van Ste.Barbara die de daders waren van de gedaanteverandering.

Juffrouw Marie Van Hende was op een regenachtige morgen van de Meerlaan naar school gewaad, goed beschermd door een erfstuk van een zwarte paraplu waarmee haar grootvader zich nog had laten fotograferen in 1815 in Waterloo, aan de voet van de leeuw, de dag nadat Napoleon zijn koffers had gepakt in hotel “La Chute de l’Empereur”.

Ze had de paraplu achteraan in het klaslokaal te drogen gezet en hem daar ook achtergelaten bij de leswisseling, ons eveneens. De paraplu was de onschuld zelf, wij niet. E én iemand, my lips are sealed, dook naar het tuig, gooide hem de lucht in, anderen snelden toe, deden beter. We zorgden voor een smash, een volley, een strike, een run, sportief als de jeugd toen was. Een eerste balein zei krak. Een tweede deed er wat langer over en er klonk kraaak. Het ronde model van een paraplu was plots een vierkante rebelse flap aan een stok. De meest bezorgde van het 12-tal, was ik dat ?, probeerde nog wat te doen aan de rondingen maar dat lukte in die tijd lang niet zo goed als tegenwoordig. Een andere balein begaf.

“ De trein Ronse-Zottegem is zopas met 10 minuten vertraging aangekomen” riep iemand vanuit haar uitkijkpost bij de deur, met zicht op de lange gang. Juffrouw D’Haene was laat, te laat : ze had die dag nochtans twee identieke schoenen aan…Als afgerichte poedels zaten we rustig te wachten. Tegen de glazen kast met stenen en schelpen en fossielen stond een paraplu, stond een stok met een zwarte lap.

Toen we om 16.30u de school verlieten, regende het nog. Of weer. Juffrouw Van Hende stapte naar de Meerlaan met een stok onder de arm. Niemand begreep wat haar bezielde.

Ook daarvoor is de tijd gekomen om te zeggen : ik beken.

Zo zit in de map ook nog het geval van de grommende pekinees en het potje waarmee ik bij Tiste van de Zwarten om 2 fr.mosterd moest.

Of van de liefdesbrief die ons buurmeisje kreeg van een “onbekende” minnaar.

Maar dat biecht ik later nog eens op, als de gaatjes van de biechtstoel nog kleiner worden. Rome is er druk mee bezig.