Dodentochten en de nieuwe wandelwoede.

Je kan tegenwoordig geen dorp of feesttent meer voorbijgaan of er moet gestapt worden. Of gefietst en gezwommen. En liefst nog alle drie samen of na mekaar. Honderden, neen duizenden kilometers worden er elk weekend afgemaald op fietsen of doorgetrapt in bergbottines. Op zondag. Het lijkt wel of mijn omgeving gek geworden is en mijn leeftijdsgenoten in extremis vergeten kilometers willen ophalen. Iedereen wil opeens persoonlijke grenzen verleggen en nieuwe streefdoelen nastreven. Oude records zijn nog niet goed en wel droog of er worden nieuwe geschreven. Vetpercentages dienen omlaag en stappentellers omhoog.  

Ik heb het ooit zelf gedaan: vrijwillig gedwongen gewandeld. Na vijf kilometer had ik al spijt de twaalf gekozen te hebben. Ik moest er nog zeven doen terwijl ik op een terras een Lambic had kunnen degusteren met een boterham met plattekaas en radijzen. De ware geneugten van het Pajottenland. En dan met de wagen naar huis. Soms moet je al een eindje rijden om te kunnen stappen.

Maar meer nog: ik heb het voor zachte vrouwen! En ik dans al eens graag! Maar dan liever niet met kuiten die me een complexe enkelbreuk kunnen bezorgen bij de minste onoplettendheid. Iedereen moet scherp staan. En dat terwijl blozekaken tranen beter absorberen en de glimlach voller maken. Ik vlij me graag eens neder en Quickstep is niet echt hartverwarmend.

Geen wandeltochten dus voor mij. Zondag zal ik, naar goede gewoonte, niet nutteloos stappen. En terwijl mijn leeftijdsgenoten te voet op en af zijn naar Brussel, of van mijn part Kortrijk of Wuppelgem, zal ik met mijn luie kloten in mijn bed liggen. En daarna in mijn zetel. En in de namiddag zal ik een pat éken gaan eten. Een echt. Een stuk riz cond é of een javanaisken. Met echte boter, granen en ongezonde suikers, liefst veel. Verder zal ik niet stappen. Alleszins niet verder dan de patisserie die het best bij mijn goesting past. Geen rotte meter. Tenzij terug naar mijn zetel. Het is dan ook zondag.