Covid-19 en Marc Maroye’s Column – Een Epiloog

Deel 1

Half en half, gelijk de markt te Brakel, het zegt mij weinig.

Eten in restaurants en drinken in caf és smaakt nog steeds matig. Of lijd ik aan geur- en smaakverlies en heb ik derhalve in extremis prijs in de coronatombola-eerste golf?
Afkooksels of light-versies van events, met digitale toestanden en lichtshows, minifestivalletjes, afgeslankte activiteiten, als gevolg van afgemeten coronaversoepelingsmaatregelen kunnen mij maar matig bekoren. Geforceerde afstandsambiance.

De beleving is er niet. Dat ik niet klaar ben voor een leven in het ‘nieuwe normaal’ is duidelijk.
Ik ga vaak te rade bij mijn psychiater. Laat dit nu toevallig mijzelf zijn. Dit biedt heel wat voordelen.
Zo dien ik g één ereloon te betalen. Dit zou een wel h éél belachelijke vestzak-broekzak operatie zijn.
Bovendien kan ik er ieder op moment van mijn vrije tijd beroep op doen. Een afspraak maken is niet nodig en ik hoef geen drie maanden te wachten voor een consultatie.
Last but not least, ik heb het voorrecht te genieten van de geweldige expertise van een vakman.

Hij slaagde er vlotjes in om van een gecomplexeerde simplist een complexloze simplist te maken. De hoogste betrachting is een ongecompliceerde simplist te worden.

Je wordt het vanzelf met ouder worden, naar het schijnt. Hol dus niet onmiddellijk naar de eerste de beste zielenknijper of breinwasser.
En mijn agenda staat vol tot aan het einde van mijn leven.

Ik heb het volgende week nog over mijn boek.
Het noemt Covid-60.

Deel 2

Zoals ik gisteren al suggereerde: ik ben hoopvol wachtend op een verlossend spuitje.
En neen, lieve lezer en lieve lezeres, g één overdosis insuline, of een power-shot morfine. Wel een vaccin tegen C dat mij toelaat om mijn ouwezakkenleventje van weleer te hervatten.

Ik heb er goede hoop op. De controleorganen die ons welzijn betrachten hervatten hun bezigheden. Auditoren, revisoren, mysteryshoppers. Aangevuld inmiddels met factcheckers, distance trackers, praktijktesters en monitoringsysteembeheerders. Er kan ons niks meer overkomen.

Netwerk- en participatieorganisaties, planbureaus, werkgroepen, monitoringcomit és, adviesorganen allerlei. Paritaire-, parlementaire- en andere onderzoekscommissies. Let wel: commissies duiden in dit geval niet op je boodschappengedrag, noch op eventuele percentuele winstdeelname. Wat een gedoe.
Ik heb hier één anekdote over. Lang geleden was ik actief in jeugdhuis Alfa, Brakel. Manusje van alles: barman, DJ, quizmaster, meisjesplager, podiumbeest, tooghanger, poetsman, lolbroek. En daar voelde ik mij goed bij. Er dienden evenwel werkgroepen gecre ëerd te worden, om bestaansreden en ter subsidi ëring. Steeds m éér werkgroepen. De inspiratie raakte op. Tijdens een brainstormingssessie zag ik het licht -ik lijd aan een ziekelijke relativeringsdrang. Laat ons een werkgroep ‘werkgroepen’ oprichten, opperde ik grapsgewijs. Monden vielen open van verbazing. Wauw! Dat heb jij knap bedacht Punkykots! (Punkykots was mijn terecht verdiende bijnaam in die tijd. Ik heb hem bijgesteld naar Punkycodzz, omdat dit kunstzinniger leek, maar nu mag je gewoon Markie zeggen)

Spontaan dacht ik: ofwel ga ik nu in de politiek -maar aangezien geen enkele partij met haar vlag mijn lading dekt zou ik er zelf één moeten hebben oprichten, en daar steekt mijn aangeboren luiheid een stokje voor-, ofwel muis ik ervan onder, met een smoesje.
Ik koos voor het laatste. ‘Ik ga eens pissen’ Ik verliet de rondetafelconferentie, liep naar buiten, stak het stationsplein over, en ging een pint drinken in dancing Twiggy. Aan de toog. Op een barkruk. Toen kon dat nog.
Het begrotingstekort vóór C werd geraamd op €13,5 miljard. Nà C op €50 miljard. Dit als gevolg van een tanende economie, technische werkloosheid, overbruggingskredieten (nog altijd beter dan hartoverbruggingen), stimulansen, cadeaucheques en gratis treintickets. Niet dat ik mij daar zorgen over maak, geld is het slijk der aarde, en wanneer het slijk opdroogt krijg je stof. En tot stof en as zullen wij wederkeren. Zo, wat de neuk?

Maar ik maak mij druk om het feit dat niemand mij gevraagd heeft om die ontbrekende 36,5 € miljard op te hoesten. Hoe eenvoudig kan het zijn? Tja, als ze mij niets vragen kunnen ze de pot op.

E én van de heerlijkste cinematografische fragmenten is dat van Merlijn de tovenaar in de gelijknamige Walt Disney animatiefilm uit 1963. Merlijn is ‘het gedoe’, de betutteling, de zich steeds weer regulerende regelgeving kotsbeu. Ergens aan het eind van de film spreekt hij de volgende schitterende zin (in de Nederlands gesproken versie door acteur Lex Goudsmit) uit: ‘Het stikt hier van de idioten! Tover mij naar Bermuda!’ Zoek dit heerlijk fragment eens op! Ik heb er mij samen met mijn drie kindjes destijds aan bescheurd van het lachten.

E én nanoseconde later vinden we Merlijn de tovenaar terug aan een strandbar in Bermuda, slurpend aan een gigantische cocktail. Even later huppelt Merlijn, in bermudazwembroek, en op zijn lange magere stelten door de aanspoelende golven, omringd door uitgelaten joelende plaatselijke en schaars geklede schonen. Niettegenstaande zijn gezegende leeftijd had hij veel succes. Mogelijks waren de dames in kwestie bezoldigde sekswerksters, maar dat maakt nu even niet uit.
Ik probeerde het kunstje van Merlijn over te doen. Het hoefde niet eens Bermuda te zijn. En het lukte halvelings. Plots zat ik op Corsica. De mensen aldaar schijnen heetgebakerd te zijn. Maar mijn aimabele blik deed elke vorm van agressie verschrompelen. De cover van mijn boek Covid-60.

Het voorwoord heb je nog tegoed. In het boek zelf. Praktische Info krijg je binnenkort.