Anny Bert: Lang leve het verleden

Is ’t er geen belet als ik binnen ben ?

Of nog :

Elk ne goeiendag ! ook al woonde Zulma al jaren alleen.

Half en half gelijk de markt te Brakel.

Balegemse noene.

Sant é! En dat we ze nog lang meugen meugen…

Hoe ik daar nu over begin ? Omdat ik deze week in de krant las over het boek dat twee broers, was het niet in Sleidinge, willen schrijven, levensverhalen van mensen willen bundelen via gesprekken met lokale oudjes en ook wel met half-eeuwelingen.

En nee, het krantenartikel is niet geschreven door DVP, je journalist die altijd voor je klaar staat, dag en nacht : Pieter De Valkenaere. Neem zulke omschrijving van “dag en nacht” nu ook weer niet al te letterlijk. Het kan altijd slaan op nachtelijke,

vaderlijke verplichtingen richting kinderkamer.

Als de twee broers ooit naar Zottegem zouden komen om verhalen en anekdotes te sprokkelen, begroet ze dan hartelijk met “Elk ne goeiendag”.

Jij, Rita, kan hun vertellen over je vader, caf ébaas-kleermaker-brandweerman en als je dat als beroep kan beschouwen, ook lolbroek, een woord dat in jouw verhaal niet beter kan passen. Hij mocht namelijk de nieuwe broeken maken voor de brandweer. Op vraag van Gaston, timmerman-begrafenisondernemer-brandweerman en ook altijd klaar voor een grap, moesten de broekzakken gedomme wat dieper zijn. Zijn geld en zijn sleutels vielen er altijd uit. Het eerste was een excuus voor zijn chronische geldnood, het tweede een uitleg waarom hij niet thuis geraakte en bleef plakken. Komt in orde, zei Cyriel. En het kwam in orde. Hij had er zakken in voorzien die tot aan de onderzoom reikten. Gaston moest in Slapende-Boeddhahouding op de biljarttafel gaan liggen om aan zijn kleingeld bij de zoom te geraken.

Het was ook Gaston die in het openluchtpassiespel een figurantenrolletje had gekregen : bij de blijde intrede van Jezus in Jeruzalem met palmtakken zwaaien en hosanna roepen. Volgens de regisseur van dienst was er geen kans dat Gaston het zou verknallen. Toen alle figuranten met Jezus op een ezel in hun midden de markt van links naar rechts overstaken, klonk eenstemmig uit een 20-, 30-tal kelen “Hosanna!” maar nog luider weerklonk “Ons Anna, ons Anna!”. Gans aanwezig Zottegem wist dat Gaston ook meedeed.

En jij, Jo, jij maakt toch ook in pure Martin-Heylenstijl de deur open voor de twee broers en je zegt hun toch ook : Kom binnen en zet older ? Je vertelt hun hoe je met je broer al direct na je plechtige communie naar Frankrijk moest “om hun Frans te leren”. Dat Frans leren zou in Caen gebeuren maar al in Brussel liep het goed fout want daar werden ze door een behulpzame conducteur op de trein gehesen richting Cannes. Hun eerste nacht brachten ze door op de banken van een klein stationnetje en ’s morgens in de vroegte reden zeven wagentjes al met het pechduo richting Zottegem. Hun Frans zouden ze later wel eens leren…

Hùn Frans ! Heb je er al op gelet dat we met Frans, de taal toch, zeer bezitterig omspringen ? Ze spreekt goed haar Frans. Ik ken mijn Frans onvoldoende. Rond die leeftijd moesten anderen op kostschool, voor later, om hun Frans goed te kennen. Jij, Denise, en jij, Hilda, jij kan ook je bijdrage leveren over je pensionaatsjaren in Saint-Ghislain want Henegouwen was niet zo gek ver en daar moest je zijn om je Frans te leren. Jij, Lily, had het niet zo begrepen op al die Henegouwse heiligen en jij koos voor Ghislain, zonder Saint, die vrij vlug je Vlaams kon  oefenen.

Bij jou mogen de broers toch ook komen aanbellen, Berenice, en jij gaat hun vertellen over de champetter die naar loffelijke gewoonte ergens in een dorpscaf é, was het Sint-Goriks-Oudenhove of was het Oombergen, was blijven hangen. Het geluk zat mee want laat op de avond stapte Slieper daar toch nog wel binnen zeker, Slieper met paard en kar. De champetter vroeg of hij mocht meerijden. Dat mocht. Zijn fiets werd opgeladen en weg waren ze, richting Zottegem. Zet me hier maar af, zei de champetter, want hij had gezien dat er nog licht brandde in Mimosa. Of was het in ’t Vosken ? De champetter was heel dankbaar, liet Slieper de fiets afladen en zei dan : Merci Slieper maar ‘k ga je moeten pakken want je achterlicht brandt niet. Van dan af had Slieper op zijn kar altijd een houten hamer liggen.

Jouw deur mogen ze toch zeker niet voorbijlopen, Herbert, ooit een buur van Theo, de fotograaf ! Je hebt als kind de trouwfoto’s toch ook nog omgekeerd in zijn etalage zien staan ? Moeder Margriet zal je wel uitgelegd hebben dat het mensen waren die een mooi wit kleed droegen en een groot feest gaven maar nu geen geld meer hadden om Theo te betalen. Je zal je moeder dan misschien de plechtige belofte hebben gedaan nooit te trouwen. Maar jouw Simonne dacht daar later anders over.

Je moet die twee mannen ook vertellen over Charel, je overbuur, die net als zijn zus Elvire en broer Jozef, pasfoto’s lieten maken. Toen Charel 4 of 5, het kan evengoed 6 keer zijn, naar de pasfoto’s ging vragen, kreeg hij als antwoord : Ge moet wel heel curieus zijn om uw lelijke muile te zien ! De dag nadien stonden ze alle drie al te glimlachen naar het vogeltje van Tor Van Wambeke. Die had het niet over hun lelijke muil maar liet hen wel tot het volgend jaar wachten op hun pasfoto’s.

En als jij nu ook eens verhalen opdiepte uit een ver verleden, dan was het misschien mogelijk… Maar wacht even : iemand belt bij me aan ! Ik zie twee gedaanten, twee mannen, wellicht d é broers. Wat kan ik ze allemaal vertellen ? Van Tiste van de Zwarten, van Pol Coiffeur, van Germaine uit Petit Bruxelles en haar Aim é die van de trap viel, van Margriet uit de Snack, Simonne van Tafkes…

Elk ne goeiendag, mannen ! Kom binnen en zet older !!!