‘Gevleugelde Woorden’

Albert Schrever


Toen ik minister De Block precies een maand geleden, voor de eerste maal, slechts één maal en live, het zinnetje “Blijf in uw kot!” hoorde uitspreken was ik er onmiddellijk van overtuigd dat ze plotsklaps onze woordenschat had verrijkt met nieuwe en veelzeggende “Gevleugelde Woorden”.

Het was duidelijk merkbaar dat het woord “kot” (in de betekenis van “woning”)  niet tot haar dagelijkse woordenschat behoort, wat  ook bij de meeste Algemeen Nederlandstaligen  niet het geval is. In het  A.N. heeft dit woord  alleen maar een negatieve betekenis.

Ik hoorde haar stem zelfs even trillen…
Verontschuldigend wilde ze zich vergoelijken met de herhaalde versterking “Ik meen het” terwijl ze beschaamd de handen voor de ogen hield…
Heb je  zelf niet gemerkt dat ze er zelfs zichtbaar van verschoot  toen ze gebruik had gemaaktvan dit woord  dat we  meestal horen uit de mond van  bepaalde (“minder geciviliseerde”) lieden?
Haar college dr. Steven Van Gucht keek  met een bevestigende blik  toe…

Nadat ze in haar toespraak  eerst het woord “thuis” had gebruikt volgde het historisch geworden zinnetje “Blijf in uw kot” dat ze slechts één maal gebruikte. Zichtbaar verschoten hield ze beschaamd eerst de handen voor haar aangezicht… Daarna  gaf ze  de voorkeur aan “woning”…
Begrijp me niet verkeerd en let op het betekenisverschil van woorden  in verschillende sociale groepen of bepaalde omstandigheden.

Zo zijn de woorden “mameere” en “peeken” in sommige sociale groepen zeer gewoon daar waar andere groepen daarvoor “moeder” of “oud ventje” zeggen. Hetzelfde met “smijten”, “gooien” en “werpen” die, in dezelfde betekenis, worden gebruikt door van elkaar verschillende taalgroepen.
Zo  voelen we ook het semantisch nuanceverschil tussen “Hij snuit zijn neus met een neusdoek” en “Hij  maakt zijn neus schoon met een zakdoek.”

Even een  interludium.
We kennen het lied “Sinterklaas Kapoentje…”
Onze Noorderburen vervolgen: “Gooi wat in mijn schoentje…”
In Vlaanderen gebruiken we het werkwoord “gooien” niet, maar wèl “werpen”, “smijten”…
Omdat die woorden echter in het kinderliedje niet passen is het geworden: “Leg wat in mijn schoentje” wat veel minder expressief is.

De grote taalkundige professor Willem Pee  hield destijds meermaals een pleidooi voor het opnieuw invoeren van het oorspronkelijk werkwoord “schijten”  dat in bepaalde taalkringen werd vervangen door “kakken”.
Ten huidige dage hoor je ook dit laatste werkwoord  nog uiterst zelden  gebruiken. De spreker moet even naar “het kleinste kamertje”, “het “toilet”, “de W.C.”, zij moet “haar neus gaan poederen” of hij moet “zijn handen gaan wassen”…

Vaak gaat het hier om een schoonmaak in het woordgebruik: het “droppen” van “vuile” woorden.
De gewestelijke talen  gebruiken het lemma “kot” in de betekenis van “verblijf van dieren” en ook in de zin van “hok”: het velokot, het rommelkot, het kolenkot…

Alleen “kolenhok” is Algemeen Nederlands.
Minister De Block haalde het woord “kot” uit de “vuile-woordenschat” en promoveerde het plotsklaps tot een nieuw “geciviliseerde” benaming van “woonhuis”  zoals dit ook het geval is  met “studentenkot”.

We maakten mee dat dit vuile woord “kot” (voorafgegaan door “blijf in uw…”), slechts eenmaal gebruikt voor de tv, in een zwaar beladen periode van een langzaam mondiaal wordende krisis in één slag in de Zuidelijke Nederlanden razendsnel  burgerrecht had verworven.
In een klap werd onze taalschat verrijkt met nieuwe “Gevleugelde woorden” die lange jaren in het collectief geheugen bewaard en goed ingeburgerd zullen blijven.

Bij inventieve woordkunstenaars her en der in ons land werden de woorden al het thema van lyrische vertolkingen…
Momenteel kan je zelfs geen enkel radio-of tv-programma meer aanzetten of je maakt de gestadige en razendsnelle verdere doorbraak van het woord “kot” mee. Nu mag iedereen het gebruiken, maar  vaak met een onderliggende  verontschuldiging van “we mogen die woorden gebruiken  want we hoorden ze in de media, zodat ze keurig Nederlands zijn geworden”.

Waarom zouden we het hier ook niet even hebben over “Eufemismen” als de “Knaldempers in het taalgebruik”? Zeg niet “hij is drugsverslaafd” maar “hij gebruikt”, niet “stelen” maar “ontvreemden”, niet “gebuisd zijn” maar “zijn jaartje over doen”, niet “hij zit op het toilet” maar “hij is in het closet”, niet “sterven” maar “ontslapen”, niet “zelfmoord plegen” maar “er een punt achter zetten”, niet “slapen” maar “een uiltje vangen”, niet “begraven” maar “te rusten leggen”…

Het bevel “madjajovabatja!” kunnen we vertalen in het minder categorische “mijd je of hij bijt je!” maar het wordt nog voornamer in “Pas op voor de hond!”
We zouden ook nog kunnen verwijzen naar  gevleugelde woorden als “Alea iacta est!”,  “Quousqu tandem  abutere Catilina patientia nostra?”, “Apparent rari nantes”, “I have a dream!”,  “Ich bin ein Berliner!”, “Bwana kitoko” en “Ik ben zo eenzaam zonder jou”……

Albert Schrever