Interview met zonechef Jurgen De Landsheer: ‘Veel ouders hebben de grip op hun kinderen verloren.’


Jurgen De Landsheer is sinds 2013 zonechef van de politiezone Geraardsbergen/Lierde. Voordien was hij chef van de politiezone Brussel-Zuid en als verbindingsofficier van de lokale politie verbonden aan het Ministerie van Justitie. De Landsheer volgde o.a. een programma bij ‘the FBI National Academy. Jurgen De Landsheer blaakt van zelfvertrouwen en beschikt als gedreven wielertoerist over een goede conditie.

Volgens Jurgen De Landsheer investeert de politie veel meer in de communicatie met de Burger. De modale burger vraagt eveneens meer ‘blauw’ op straat en verwacht dat de politieagenten meer aanspreekbaar zijn. De politie neemt deze opdracht ter harte. Met de jeugd blijft de communicatie moeilijk verlopen. De Landsheer onderstreept dat de politie meer in de thuissituatie van jongeren moet tussenkomen. Kunnen we van ‘een verloren generatie’ gewag maken?

De strijd tegen de georganiseerde drugsverkoop en de overlast als gevolg daarvan, blijven een permanent aandachtspunt. ‘De drempel om genotsmiddelen te gebruiken is lager geworden.’ De politie van Geraardsbergen is de laatste jaren nadrukkelijker op de straat aanwezig. Deze aanwezigheidspolitiek werpt zijn vruchten af: er zijn veel minder vechtpartijen in het weekend en de harde criminaliteit neemt af. Anderzijds zien we dat de cybercrime en de zedenfeiten fel toenemen.

Door de maatschappelijke evolutie en de verwachtingen van de burger moet de politie aan haar organisatie blijven werken en — waar nodig — aanpassen. ‘Er wordt steeds meer van de agenten verwacht. We moeten dus meer diversifi ëren en specialiseren.’

Communicatie met de burger
JB: ‘Is de rol van de politie de laatste jaren niet erg ge ëvolueerd?’

JDL: ‘Inderdaad. Uit bevraging van de bevolking blijkt dat de mensen meer communicatie van de politie verwachten. De mensen wensen meer blauw op straat te zien. De burger vraagt meer aanspreekbaarheid. Op vraag van de burger moet de politie evolueren.’

JB: ‘Kan de politie deze vragen inlossen?’

JDL: ‘In de mate van het mogelijke proberen we deze verwachtingen in te lossen. Zo werken we met de meeste dorpsraden zeer goed samen. Bij activiteiten van de politie kunnen we steevast op vrijwilligers rekenen. Soms worden we gevraagd voor infovergaderingen over bijvoorbeeld diefstalpreventie. We communiceren via Facebook, Instagram, de Stadsmagazine, twitter, onze website… De politie is laagdrempeliger geworden en veel makkelijker aanspreekbaar in vergelijking met vroeger.’

JB: ‘Hoe verloopt de communicatie met de jeugd in Geraardsbergen?

JDL: ‘Er is altijd wel een afstand met de jeugd geweest, maar momenteel worden we toch wel meer als de boeman ervaren. Omdat we merken dat het medium Facebook minder door jongeren wordt geraadpleegd en zij momenteel meer en frequenter Instagram gebruiken, zijn we als korps onlangs ook gestart met een Instagram account. Op deze manier trachten we deze doelgroep in Geraardsbergen beter te bereiken en willen we hen – aan de hand van visuele content – vooral een positief beeld van de politie tonen.
Verder kwamen we vroeger tijdens evenementen enkel tussen als er problemen waren. Nu zijn we veel nadrukkelijker aanwezig. Ten slotte kent een deel van de jeugd ons omdat we soms   tussenkomen in hun thuissituatie.’

JB: ‘Zie je een evolutie in de thuissituatie van jongeren?’

JDL: ‘Een aantal jaren geleden ben ik persoonlijk in een moeilijke thuissituatie tussengekomen. We troffen daar twee jongens van 13 à 14 jaar in een problematische opvoedingssituatie aan. De ouders en de oudere zus keerden zich tegen ons. Je zag zo dat het met deze jongens de slechte kant opging. Ik heb toen tegen die vrouw gezegd dat het haar verantwoordelijkheid is om ervoor te zorgen dat deze jongens een goede toekomst tegemoet gaan. Ouders moeten naar hun kinderen toe hun verantwoordelijkheid nemen, wat in deze niet gebeurde. Met beide jongens gaat het niet goed: de ene zit in een gesloten jeugdinstelling, de andere in de gevangenis voor o.a. gewapende overvallen.
Veel ouders hebben de grip op hun kinderen verloren en om de haverklap bellen ze naar ons om de problemen op te lossen.’

Verloren generatie?
JB: ‘Kan je van een maatschappelijke evolutie gewag maken?’

JDL: ‘Ik denk het wel. Ik kan me niet voorstellen dat ik vroeger thuis maar een fractie moest proberen van wat ik nu allemaal zie, hoor en lees. Deels is de gezagsfiguur zowel thuis als op school weggevallen. Hierin zal de maatschappij haar verantwoordelijkheid moeten nemen, willen we voor een deel niet met een verloren generatie af te rekenen krijgen. Vooral jongeren die op school voortijdig uitvallen, zorgen voor de nodige problemen.’

JB: ‘Hoe is het gebruik van drugs bij de jeugd ge ëvolueerd? Het is toch verbijsterend vast te stellen hoe de grenzen ook op dit vlak worden verlegd, niet?’

JDL: ‘Het is vooral onrustbarend vast te stellen hoe daar binnen de media mee wordt omgegaan. Hoeveel films zijn er niet waar gebruik van drugs tot de normale gang van zaken behoort. Je mag ook niet vergeten dat Antwerpen de coke-hoofdstad van Europa is. Belgi ë is trouwens één van de grootste importeurs van coke. De drempel om genotsmiddelen te gebruiken is lager geworden.
Waar we ook een verschuiving zien, is dat jongeren zich bevoorraden vóór ze naar een fuif of ander evenement vertrekken en daardoor soms al dronken toekomen.   Als onze mensen met dergelijke gevallen worden geconfronteerd, worden deze jongeren onmiddellijk aangesproken. Uiteraard mogen we daar ook niet in overdrijven. Het gaat nog steeds om een kleine minderheid van jongeren.   Meer en meer zien we dat een flink deel van de jeugd bewust kiest om geen alcohol en/of andere vormen van drugs te gebruiken.’

JB: ‘Hoe zit het momenteel met de georganiseerde drugsverkoop?’

JDL: ‘We boeken vooruitgang, maar dat blijft een probleem. Een deel van de gebruikers bevoorraadt zich nog steeds op straat. Er lopen momenteel een aantal dossiers, waar één dezer dagen actie zal in ondernomen worden. We kennen de dealers. Onze recherche doet zijn werk goed.
Onze visie is alleszins duidelijk: we pakken de kleine gebruiker aan. Als we iemand betrappen met de minste hoeveelheid drugs, dan gebruiken we onze volledige bevoegdheid om de zaak uit te spitten. Dat kan tot een huiszoeking leiden. Uiteraard gaan we de dealers en hun netwerk ook achterna. We spelen heel kort op de bal.’

De aanwezigheid van de politie op straat
JB: ‘De politie moet bijna altijd en overal aanwezig zijn. Toch?’

JDL: ‘De politie moet balanceren op een dunne koord tussen enerzijds nadrukkelijk aanwezig te zijn in het straatbeeld en anderzijds niet te veel aanwezig te zijn zodat de mensen niet de indruk krijgen in een politiestaat te leven. Zo waren we tijdens het wereldkampioenschap voetbal op de Markt aanwezig, maar hielden we ons op de achtergrond. We willen dat de mensen zich spontaan kunnen amuseren zonder dat de politie steeds moet toekijken en controleren. Anderzijds spelen we heel kort op de bal spelen. Indien nodig grijpen we heel snel en kordaat in.
Toen ik hier in Geraardsbergen aankwam, rolden ze in het weekend bij wijze van spreken al vechtend over de straat. We hebben daar met de politie doortastend op ingespeeld en aan dit soort uitspattingen paal en perk gesteld. Sommigen verwijten ons dat we met ons optreden het bruisend uitgangsleven in Geraardsbergen hebben gekortwiekt. Maar als we de keuze hebben tussen een nachtleven met een overdaad aan drank, drugs en vechtpartijen of één dat rustig maar veilig verloopt, dan is de keuze van heel wat Geraardsbergenaars snel gemaakt.’

JB: ‘Is er dan een evolutie merkbaar in de criminaliteit?’

JDL: ‘Zeker en vast. Op federaal niveau is de criminaliteit de laatste jaren gezakt en zeker ook in Geraardsbergen. De overlast beperkt zich vandaag tot een minimum. Vechtpartijen zijn er nog, maar veel minder dan vroeger. Meer zelfs, we hebben ’s nachts bijna geen criminaliteit meer. De harde criminaliteit neemt af, maar neemt op bijvoorbeeld het internet toe. Cybercrime is met ongeveer 30 à 40% toegenomen, zoals cyberpesten en extortion waarbij bijvoorbeeld gevoelige foto’s worden rondgestuurd, al dan niet gepaard gaand met afpersing. Ook de zedenfeiten zijn in omvang fel toegenomen.’

De organisatie evolueert
JB: ‘In een snel veranderende maatschappij is het toch belangrijk om steeds opnieuw aan de organisatie te sleutelen?’

JDL: ‘Om de verschillende taken aan te kunnen, hebben we ons de laatste jaren moeten specialiseren. Zo hebben we een eigen tapkamer waarmee we telefoons kunnen afluisteren, traceren en sms-berichten kunnen binnenhalen om te analyseren. Op die manier kunnen we een bende drugdealers, inbrekers en dieven in kaart brengen. We hebben tevens een videolokaal, waar we audiovisuele verhoren kunnen afnemen, waardoor we veel meer in de diepte kunnen werken.’

JB: ‘Ook wat betreft het Human Resource Management heeft de politie een grondige verandering ondergaan.’

JDL: ‘In eerste instantie moet de organisatie rekening houden met allerlei sociale voordelen. Sommige collega’s wensen 4/5 of parttime te werken. Daar komt nog bij dat politiemensen na hun uren een bijberoep mogen uitoefenen. Dat is uiteraard positief, maar intussen moet de organisatie optimaal blijven draaien.”

JB: ‘Hoeveel politiemensen telt het korps?’

JDL: ‘Het korps telt ongeveer 93 mensen, waarvan een deel deeltijds werkt.’

JB: ‘Volstaat dat om al de politietaken professioneel uit te voeren?’

JDL: ‘De bezetting volstaat net, maar op langere termijn zal dit niet meer voldoende zijn. Er komen tal van uitdagingen op ons af, zoals milieudelicten, bouwovertredingen… We moeten ook de permanent veranderende wetgeving opvolgen. Er wordt steeds meer van de agenten verwacht. We moeten dus meer diversifi ëren en specialiseren. De recherche werkt al in kleine groepen. In het backoffice lukt dat vrij aardig, maar eens op straat gaat dit niet meer. Agenten op straat moeten van alles op de hoogte zijn.’

JB: ‘Hoe anticiperen jullie daarop?’

JDL: ‘We beschikken over een vrij unieke organisatie. De wijkagent op zich bestaat niet meer. Iedere wijk heeft een team. Dat wil zeggen dat er permanent iemand ter beschikking staat, wat vroeger niet steeds het geval was. Soms was een wijkagent niet beschikbaar! Een team zorgt daarentegen voor permanente opvolging.
Een ander groot voordeel van het werken in teams is dat er in de zomer elke dag van 10 tot 18.30 uur een agent in iedere wijk permanent aanwezig is. Tijdens de andere maanden is dat van 8 tot 16.30 uur.
Bij niet dringende interventies — bijvoorbeeld bij een burenruzie — zal er iemand van het team uit de wijk waar je woont in een minimum van tijd aanwezig zijn om het euvel de wereld uit te helpen. Loopt de ruzie uit de hand en vallen er klappen, dan staat er nog steeds een interventieteam ter beschikking. Zo’n team doet net hetzelfde als de vroegere wijkagent, alleen kunnen zij nu sneller op de bal spelen en vullen ze elkaar aan. Er staat steeds iemand ter beschikking. De problemen worden veel sneller opgelost. Onze personeelsstructuur is veel soepeler opgebouwd dan vroeger.’

JB: ‘Er is een verschuiving binnen de opdrachten van de politie aan de gang. Dat vraagt toch veel van de agenten? Het politiepersoneel moet zich toch voortdurend bijscholen en aanpassen. Hoe gaan de politiemensen daarmee om? Ze moeten enerzijds meer op straat aanwezig zijn, maar anderzijds moeten ze zich permanent bijscholen.’

JDL: ‘Op dit vlak heb ik het grote geluk over een competent kader te beschikken, waarbij er een aantal politiemensen zijn die zich in ‘moeilijke materie’ spontaan inwerken. Zo heb ik iemand die zich inwerkt in milieudelicten en een andere in cybercriminaliteit. Daarbij komt nog dat de wetgeving steeds verandert en er niet makkelijker op wordt. Van de politie wordt steeds meer verwacht. Ons personeelsbeleid bestaat er dan ook in dat mensen zich goed op het werk voelen en dat ze zo goed mogelijk worden begeleid. Daar wordt heel veel in geïnvesteerd. Daarnaast zijn we uiteraard actief op zoek naar mensen die gespecialiseerde opdrachten kunnen uitvoeren.’

JB: ‘Hartelijk dank voor het interview.’

Julien Borremans